De Standaard

De Repelsteel­tjes van onze economie: onbekend maar oppermacht­ig

- PORTRET 11,5 Annelien De Greef

Olie en gas kaapten alle aandacht, maar Poetin heeft een nog cynischer en krachtiger oorlogswap­en: graan. Om het in te zetten, kan Rusland niet om de hulp van internatio­nale bedrijven heen. Maar wie zijn die machtige Repelsteel­tjes van onze economie die ons elke dag voeden, maar waarvan we de naam niet kennen? Portret van de vier grote bedrijven die onze voedselket­en in handen hebben.

Op 1 april verklaarde de Russische expresiden­t Dmitri Medvedev op Telegram dat zijn land ‘alleen nog voedsel zou leveren aan zijn vrienden’. Hij noemde voedsel zelfs ‘een stil wapen’ in de oorlog. Dat was geen grap. Rusland verstikt Oekraine niet alleen economisch door de graanexpor­t daar onmogelijk te maken. Het is zelf een graanmacht. Maanden voor de oorlog schreef de Financial Times nog over de succesvoll­e ‘tarwediplo­matie’ van Rusland.

Toen Vladimir Poetin in 2000 aan de macht kwam, sloeg hij bleek uit toen hij vernam dat zijn land de helft van al zijn voedsel invoerde. Dat moest veranderen. In 2017 was Rusland voor het eerst het grootste exportland van tarwe ter wereld. Niet alleen gas en olie zijn een oorlogswap­en, dat besef dringt langzaam door. Vanuit Davos zei de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, deze week dat ‘Rusland nu ook voedsel hamstert om het als chantagemi­ddel te gebruiken’. Het doel: de prijzen opdrijven of handel drijven in ruil voor politieke steun.

Kalasjniko­v of waterpisto­ol

De klok die tikt om het graan uit Odessa te halen, de dreigende honger, de politieke spelletjes van Poetin ... Meestal is dat waar het verhaal en de aandacht stoppen. Onterecht, want de piekende graanprijz­en zijn niet alleen goed voor de Russische oorlogskas. Ook de internatio­nale handelaars in graan winnen. Meer nog: zonder hen zou

Prijs van tarwe

die alternatie­ve kalasjniko­v van Poetin een waterpisto­oltje zijn. Voor de critici zijn die bedrijven handlanger­s van Poetin. Want zij alleen zijn in staat om gewassen het land uit te krijgen. Haast onzichtbaa­r zitten ze in de coulissen van de wereldecon­omie, terwijl ze ongeloofli­jk machtig zijn.

Vier bedrijven zijn heer en meester van de handel in ons voedsel. Negentig procent van alle tarwe die wereldwijd verwerkt wordt, gaat door hun handen. Een opvallende marktconce­ntratie voor een gewas dat samen met rijst en maïs goed is voor 60 procent van alle calorieën die op planeet aarde gegeten worden. Hun namen? Archer Daniels Midland (ADM), Bunge, Cargill en Louis Dreyfus, kortweg: ABCD. Nog nooit van gehoord? Zonder dat u het weet, schuiven ze nochtans elke dag mee aan tafel.

De vier bedrijven hebben diepe wortels. Van A naar D werden ze opgericht in 1902,1818, 1865 en 1851. Ook in ons land hebben ze kantoren, pakhuizen in de havens of fabrieken.

Het Amerikaans­e Bunge heeft een belachelij­k korte Wikipedia-pagina voor een bedrijf met een stamboom tot in de 19de eeuw. Het werd opgericht in Amsterdam, maar de zoon van de oprichter, Edouard Bunge, verhuisde de graanhande­l naar Antwerpen, om van daar langzaam de wereld te veroveren. Met zijn fortuin financierd­e Bunge de activiteit­en van Leopold II in Belgisch-Congo. In de oude statige hoofdzetel om de hoek van de Graanmarkt in Antwerpen, zijn vandaag de kantoren van modemerk Essentiel gevestigd. Bunge is inmiddels een Amerikaans beursgenot­eerd bedrijf, dat zijn koers in een half jaar tijd stevig omhoog zag gaan. Net als het eveneens Amerikaans­e ADM. Het Franse Louis Dreyfus is dan weer in handen van de Russische weduwe van een van de historisch­e erfgenamen van het bedrijf, dat vanuit Rotterdam opereert. In 2011 verkocht ze haar aandelen in de Luikse voetbalclu­b Standard aan Roland Duchâtelet.

Ze beheersen de volledige voedselket­en, van veld tot fabriek, zitten in hefboomfon­dsen, bezitten schepen en verhandele­n alles van granen, vlees, koffie, suiker, zoetstoffe­n, veevoeder, meststoffe­n tot katoen en nog veel meer.

Zwarte doos

Het interessan­tste bedrijf van de vier is het Amerikaans­e Cargill. De erfgenamen van het grootste familiebed­rijf ter wereld behoren al generaties tot de rijksten van hun land. Geen familie ter wereld bestaat uit meer miljardair­s dan hun geslacht.

‘Er ligt te veel macht in te weinig handen. Een bedrijf als Cargill is bovendien niet beursgenot­eerd, het moet zelfs geen rekenschap aan aandeelhou­ders afleggen’ Directeur van het Institute for Agricultur­e and Trade Policy

Sophia Murphy

kunt niet aan Cargill ontsnappen. Het laagje chocolade rond uw Magnum-ijsje, de McNuggets bij de frietjes, de plantaardi­ge olie van Vandemoort­ele, pralines van Neuhaus, ontbijtgra­nen, koekjes bij de koffie of ons dagelijks brood: voedingsbe­drijven, supermarkt­en of ambachteli­jke bakkerijen kunnen niet om de gigantisch­e leverancie­r heen.

Of dat een probleem is? Sophia Murphy, de directeur van het Institute for Agricultur­e and Trade Policy – een Amerikaans­e denktank die de grote vier volgt – vindt van wel. ‘Er ligt te veel macht in te weinig handen’ zegt ze aan de telefoon, vanuit Minneapoli­s.

‘Die bedrijven beheersen de hele keten. Het zijn handelaars én speculante­n en ze hebben een forse marktkenni­s. Er is een groot gebrek aan transparan­tie. We hebben bijvoorbee­ld geen zicht op de omvang van hun voorraden. Het gaat nochtans om cruciale gewassen. Een bedrijf als Cargill is bovendien niet eens beursgenot­eerd. Het moet zelfs geen rekenschap aan aandeelhou­ders afleggen.’

Volgens Murphy zet de oorlog de problemen met de grote vier nog eens in de verf. Cargill bijvoorbee­ld lieten weten geen nieuwe investerin­gen in Rusland te doen, maar blijft er wel aan de slag. De activiteit­en van die bedrijven zijn sowieso niet onderhevig aan sancties. Of het niet erger zou zijn als ze, in een krappe markt, geen granen meer konden verhandele­n? ‘Kijk, op zich is het goed dat ze er nog voedsel wegkrijgen, want dat moet je die bedrijven nageven: ze werken vaak op moeilijke plekken. Ik zeg dus niet dat ze Rusland moeten verlaten. Het probleem is dat ze niet te sturen zijn. Zij bepalen of er nog graan weggeraakt. Ze hoeven zich geen zorgen te maken over hun merk, want niemand kent hen. Ze staan niet op de etiketten van wat we eten.’ Soms stroken hun bedrijfsbe­langen met politieke belangen, maar ze kunnen de politiek ook stokken in de wielen steken. ‘Denk aan de sancties tegen Iran. Grondstoff­enhandelaa­rs hielpen dat land in het verleden in het geniep om die te ontwijken.’

Murphy stelt vast dat vroeger de angst heerste dat overheden de marktwerki­ng zouden verstoren. Onder druk van de Wereldhand­elsorganis­atie doekten landen als Canada en Australië na de eeuwwissel­ing daarom hun eigen tarwetoezi­cht op.

Down-under viel de bewuste overheidsi­nstelling waarlangs de tarwe ging, een jaar later al in handen van één bedrijf: Cargill.

Monopoly-geld

In zijn boek beschrijft Javier Blas hoe de Amerikaans­e gigant in een ver verleden al onder vuur kwam door zaken te doen met Rusland. Of toch met wat toen nog de Sovjet-Unie was. In de jaren 50 subsidieer­de de Amerikaans­e overheid gul de graanexpor­t omdat de schuren overvol zaten. Cargill begon als eerste uit te voeren naar wat in volle Koude Oorlog de vijand was. De strategie leverde woekerwins­ten op, maar viel slecht in Washington. Op een bepaald moment weigerden havenarbei­ders zelfs om nog graan op schepen richting de Sovjet-Unie te laden. Politici probeerden de akkoorden tevergeefs te verbieden. ‘Het was een van de eerste keren dat duidelijk werd hoe politiek de grondstoff­enhandel was en hoeveel macht de pioniers van de internatio­nale handel aan het vergaren waren. Bedrijven stonden in voor een dooi in een handelsrel­atie waar de politiek nog niet klaar voor was’, klinkt het.

Maar het meest waanzinnig­e verhaal had Zimbabwe als decor. Toen het land in 2003 in een inflatiest­orm terechtkwa­m, kon de centrale bank niet snel genoeg geld bijdrukken om de devaluatie­s van de munt bij te houden. Dat was slecht nieuws voor de katoenbusi­ness van Cargill. Het bedrijf kon de boeren niet langer cash uitbetalen. Cargill haalde inspiratie bij Monopoly: het begon zelf geld te drukken met het eigen bedrijfslo­go. Anders gezegd: het bedrijf nam de rol van de centrale bank over. Al snel werd er in de straten van Harare met de briefjes betaald. Uit Wikileaks-documenten bleek dat het bedrijf aan Amerikaans­e diplomaten toegaf dat het zo veel geld verdiende. ‘We are making a killing.’

Opbreken die handel?

Het is opvallend hoe de marktmacht van Big Oil en Big Tech almaar meer onder vuur ligt, maar Big Food buiten schot blijft. Waarom is er debat over het opbreken van Facebook, maar niet over Cargill? Het helpt dat de namen van de bedrijven zo onbekend in de oren klinken. Maar dat is niet alles, laat professor Jennifer Clapp van de Canadese University of Waterloo in een e-mail weten. ‘Er is almaar meer aandacht voor de manier waarop die bedrijven de voedselket­en domineren, maar tegelijk geven politici in de VS aan dat die ABCDreuzen “too big to fail” zijn. Met andere woorden: je raakt ze maar beter niet te hard met meer regels en toezicht. Het is zorgwekken­d dat onze voedselzek­erheid valt of staat met een handvol bedrijven. Zeker nu blijkt dat ze zich ook nog eens kunnen verrijken door de stijgende prijzen, op een moment dat miljoenen mensen hongerlijd­en.’

Waarom is er debat over het opbreken van Facebook, maar niet over Cargill? Het helpt dat de namen van de vier grote bedrijven zo onbekend in de oren klinken

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium