Tot spijt van wie het benijdt, kunst is geen dienstverlening
Publiek naar het theater lokken doe je niet door voor elk wat wils te programmeren, schrijft Theo Van Rompay. Het kunstwerk is autonoom, het publiek volgt.
redden’. Ik vraag me af of de beoordelingscommissie die overweging meegenomen heeft in haar negatieve beoordeling.
In een maatschappelijk klimaat dat opnieuw meer gepolitiseerd raakt dan de voorbije decennia het geval was, legt een commissie het voortbestaan van het grootste theaterhuis van Vlaanderen volledig in handen van één politieke partij: de minister zelf, de burgemeester, de schepen van Cultuur, de vroegere en huidige voorzitter (en vele leden) van de raad van bestuur, allen behoren ze tot de N-VA.
Moet een commissie daar rekening mee houden? Een dossier is vanzelfsprekend belangrijk, maar het is ook maar één element in het beoordelingsproces. Van goed geïnformeerde beoordelaars mag je verwachten dat ze ook een vogelperspectief hanteren, dat ze bij elk dossier ook het grotere geheel zien. ‘Het landschap’, zo heet dat in de visienota van de minister.
Het besef van de politieke druk op de vrije kunstensector is zo’n overweging die de commissie kan meenemen. Dan legt ze het lot van de Antwerpse Bourlaschouwburg niet in handen van één politieke partij, zeker niet van de partij die via haar almacht in de raad van bestuur zélf de opvolging van artistieke directeur Guy
Cassiers volledig mismeesterd heeft.
Politieke zelfmoord
Voor de N-VA zou de voorzet van Crets een godsgeschenk zijn om een oplossing te forceren. De Bourla kán niet sluiten. Met die mogelijkheid hoeft geen rekening gehouden te worden. Veel scenario’s zijn mogelijk voor wie de touwtjes in handen heeft op elk van de hoger genoemde niveaus. Er komt zeker een oplossing uit de bus voor de iconische Bourla, leegstand is politieke zelfmoord. En er komen ook geen 70 mensen – van wie een aantal ooit stadspersoneel – op straat te staan, dat neigt ook naar politieke zelfverminking.
Met een ver verleden als toneelspeler in Blauwe Maandag Compagnie, waaruit 25 jaar geleden Toneelhuis is ontstaan, en recenter ook heel veel regie- en spelopdrachten voor televisie en musical, heeft Crets ‘voor veel verschillende publiekjes’ gewerkt, zoals hij dat zelf noemt. Een mooier profiel is nauwelijks denkbaar voor de N-VA. De zitjes op de eerste rij bij de premières worden alvast gereserveerd.
Vooral corrigeert de partij op die manier een knarsende en nijpende frustratie. Met het Stadstheater binnen de eigen invloedssfeer kan veel onbehagen weggewerkt worden. Als politieke exponent van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, die in wezen een cultuurstrijd was, is het haar een doorn in het oog dat de Vlaamse kunstensector zo kregelig wordt van het Vlaams-nationalistische identiteitsdiscours. De voorbeelden zijn legio. Belgische kunstenaars genieten een enorme internationale reputatie, net omdát ze zich zo losrukken van politieke recuperatie en nationalistisch handelen.
Crets maakt komaf met die autokan nome positie van de kunstenaar onder het motto van de inclusie. Onze bevolking heeft vele gezichten en elk van die gezichten verdient het om zorgvuldig bediend te worden. Terzijde gelaten dat hij het in zijn tekst alleen over witte mannen heeft, is dat klinkklare onzin. Tot spijt van wie het benijdt: kunst is geen dienstverlening, kunst bestaat omdat er kunstenaars zijn. En doorheen de kunst communiceert de kunstenaar, liever met veel dan met weinig mensen. Maar hoe dan ook: het kunstwerk is autonoom, het publiek volgt. In de gesubsidieerde kunsten wordt die vrijplaats gegarandeerd. De Bourla is zo’n plek waar kunstenaars zelf inhoud en vorm van hun werk kunnen sturen.
Voor het slapengaan
Dit is iets totaal anders dan een huis dat voor iedereen ‘iets’ doet. Antwerpen telt 176 nationaliteiten. Moeten we die allemaal twee dagen per jaar de Bourla geven? Het is een flauwe boutade, maar dat is het inclu
Het programma aanpassen aan de verlangens van ‘het’ publiek (dat sowieso niet bestaat) is een slecht advies
sie-verhaal over Slisse en Cesar van Crets ook. De werkelijkheid is: de Bourla en de overgrote meerderheid van de Vlaamse kunstinstellingen zijn zeer laagdrempelig, niet het minst door de lage ticketprijzen. Vergelijk maar met de volkssport voetbal. In plaats van het kunstenhuis Bourla te ontmantelen zou Stany Crets ‘voor het slapengaan’ beter nadenken over nieuwe manieren om het publiek naar de autonome kunstpraktijk te leiden. Het werk van pakweg Olympique Dramatique of FC Bergman is heus niet te moeilijk of ontoegankelijk voor brede lagen van de bevolking.
Het is wél een opdracht om de toeschouwer in het theater te krijgen. Een persoonlijke anekdote uit mijn professionele biotoop is illustratief. In 1982 was ik samen met enkele honderden mensen in de Beursschouwburg getuige van Anne Teresa De Keersmaekers eerste professionele dansproductie, Fase, Four movements to the music of Steve Reich. Hedendaagse dans was in die jaren een hoogst elitaire bedoening die maar een minuscuul segment van de bevolking kon bekoren. In 2019, 37 jaar later, stond exact diezelfde productie drie weken lang op de affiche van het zeer volkse festival De Zomer van Antwerpen. In de Blikfabriek, ergens ver weg in Hoboken, was elke voorstelling lang vooraf uitverkocht, vele honderden toeschouwers per avond, staande ovaties van het volk.
Ziedaar waar de opdracht ligt van een vooraanstaand theaterhuis als de Bourla: alle vrijheid garanderen voor de precieze articulatie van de kunstenaar, en er hard aan werken dat door communicatie, doelgroepenbeleid, verankering in de stad, scholenwerking en een doorgedreven participatiewerking iedereen bereikt wordt. Alleen zo kunnen de kunsten hun emanciperende potentieel volledig waarmaken. Het programma aanpassen aan de verlangens van ‘het’ publiek (dat sowieso niet bestaat) is een slecht advies. Een zo ruim mogelijk publiek zoeken voor de autonome kunstenaars is onze gedeelde opdracht.