De Standaard

Met meer aan het werk: een must voor onze sociale toekomst

Als we de werkzaamhe­idsgraad in ons land niet omhoog krijgen, komt de financieri­ng van het stelsel van sociale zekerheid in gevaar, stelt Simon Ghiotto.

-

We leven alsmaar langer, en die trend zal in de komende decennia alleen nog toenemen. Dat brengt uitdaginge­n met zich mee voor onze gezondheid­szorg, onze pensioenen en ons woonbeleid. Maar die terechte kopzorgen gaan voorbij aan de blijdschap van het langer leven, aan het geluk dat we moeten koesteren. Het is niet de vergrijzin­g die we moeten oplossen, maar de uitdaginge­n die daarmee gepaard gaan. Een stijging van de werkzaamhe­idsgraad is cruciaal voor de financieri­ng van de sociale zekerheid.

Er wordt soms gesproken over de (demografis­che) afhankelij­kheidsrati­o: de verhouding van het aantal ouderen tegenover de bevolking op beroepsact­ieve leeftijd. Volgens het meest recente rapport van de Studiecomm­issie voor de Vergrijzin­g lag die ratio in 2020 op 27 procent (voor ouderen vanaf 67 jaar), en zal die groeien tot 39,9 procent in 2050 en liefst 42,4 procent in 2070.

Concreet: per 67-plusser zijn er respectiev­elijk 3,7, 2,5 en 2,36 personen die aan het werk zijn (of dat zouden kunnen zijn). Met nadruk op de voorwaarde­lijke zin. De lage werkzaamhe­id in ons land is immers een oud zeer. Er zijn sterke regionale verschille­n inzake werkzaamhe­id, maar ook Vlaanderen kan niet concurrere­n met de internatio­nale topregio’s.

Bij deze socio-economisch­e afhankelij­kheidsrati­o van ouderen wordt gekeken naar de verhouding van het aantal gepensione­erden tegenover het aantal werkenden. Maar die aanpak gaat voorbij aan een belangrijk detail. De gepensione­erden zijn niet de enigen die worden ‘onderhoude­n’ de werkenden. Er zijn ook nog de werklozen, inactieven, en natuurlijk de minderjari­gen.

Als we al die groepen meerekenen, leren we dat er in 2020 0,76 werkenden zijn per niet-werkende en dat die ratio, volgens de prognoses, stijgt tot 0,80 à 0,81 doorheen de jaren 2030, om dan weer te zakken naar 0,77 in 2050 en 0,76 in 2070. Elke drie werkenden staan dus in voor het levensonde­rhoud van zichzelf en van net geen vier anderen die minderjari­g, gepensione­erd, werkloos of economisch inactief zijn.

Het zijn ontnuchter­ende cijfers. Maar hoe gevaarlijk is deze evolutie? In dit soort economisch­e rekenmodel­len staat of valt alles met de aannames over de toekomst. En ondanks de inspanning­en van de Studiecomm­issie en het Federaal Planbureau, is die toekomst inherent onzeker. Zo gaan we uit van een gestage groei van de werkzaamhe­idsgraad, tot we in 2037 net boven de 75 procent uitkomen, een niveau dat we min of meer behouden tot in 2070. Dat is ongeveer het niveau waar landen als Zweden en Duitsland zich vandaag al bevinden.

Maar wat als we blijven hangen rond de huidige werkzaamhe­id van amper 70 procent? Wel, dan zien we een continue daling van de draagkrach­t, met in 2030, 2050 en 2070 respectiev­elijk 0,75, 0,68 en 0,67 werkenden per niet-werkende. Elke twee werkenden staan dan in voor zichzelf en ook nog voor drie niet-werkenden.

Omgekeerd, wat als de doelstelli­ng van de federale regering – tegen vele verwachtin­gen in – toch wordt behaald, en we in 2030 een werkgelege­nheidsgraa­d hebben van 80 procent? Dat zou ons vandaag een podiumplaa­ts bieden binnen de Oeso, net onder Nederland. In dit scenario zijn er in 2030 zo’n 0,95 werkenden per niet-werkende, wat zakt naar 0,86 doorheen de jaren 2040 en 2050 en eindigt bij 0,84 in 2070. Een wereld van verschil tegenover een lagere werkzaamhe­idsgraad.

Begeleidin­g en opleiding

De toekomst is onzeker. We weten niet waar we terechtkom­en. Maar evenmin is de toekomst willekeuri­g of gedetermin­eerd. We kunnen België in de richting van het laatste, positieve scenario sturen. Plus est en nous.

Vóór corona hadden we de op een na krapste arbeidsmar­kt van Europa, en ook vandaag worden we om de oren geslagen met berichten van bedrijven die geen geschikte werknemers vinden. Toch kennen we een disproport­ioneel aandeel van langdurig arbeidsong­eschikten, en in Brussel en Wallonië is de werklooshe­idsdoor graad nog steeds erg hoog. Deze paradox geselt onze arbeidsmar­kt al jaren.

Er is geen eenduidige oplossing. Het blijft cruciaal om de burgers die (meer) zouden willen werken, te begeleiden naar een gepaste tewerkstel­ling, of hen de nodige bijscholin­g (of herscholin­g) te bieden. Zowel op federaal als op regionaal niveau maakt individual­isering van het recht op opleiding furore, hetzij via een leerrekeni­ng, een opleidings­budget als deel van de ontslagver­goeding of een jaar

Als de werkzaamhe­id op het huidige niveau blijft hangen, zullen elke twee werkenden niet alleen voor zichzelf moeten instaan, maar ook nog eens voor drie niet-werkenden

 ?? ??
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium