De ondraaglijke traagheid van het Brussels stedelijk beleid
Gideon Boie
Docent en onderzoeker faculteit architectuur (KU Leuven).
Na 10 jaar halen de Brusselse burgerbewegingen hun picknickdeken weer uit de kast. Met reden, schrijft Gideon Boie.
ACTIVISME
De voetgangerszone in Brussel toont hoe burgeractivisme de kiem kan leggen voor een transformatie van de stad, stelde Philippe Van Parijs onlangs met gepaste trots in The Brussels Times. Hij was het die in 2012 opriep om te picknicken op de Anspachlaan. Een groep ervaren stadsactivisten voegde de daad bij het woord. De colère en de straatbezetting pasten in de tijdgeest van de Indignados. Burgemeester Freddy Thielemans pruttelde tegen, maar de rest is geschiedenis.
Vandaag flaneert een massa volk dagelijks op en neer tussen Brouckère en Fontainas, maar toch is niet iedereen even enthousiast. Spreek het woord voetgangerszone uit en je krijgt een jeremiade te horen: conflicten met fietsers en joyriders op de step, eenzijdig winkelaanbod, onveiligheid ’s nachts, stijgende huurprijzen, gentrificatie van het stadshart, gebrekkige circulatieplannen, gebrekkige samenspraak, alle stedelijke dilemma’s passeren de revue.
Weg met koning auto
Toch kun je het succes van de voetgangerszone niet afmeten aan de voetgangerszone alleen. De flanerende massa staat in de eerste plaats symbool voor een stad waarin koning auto op zijn plaats is gezet. De voetgangerszone markeert zo het einde van een tijdperk waarin het doorgaand verkeer zomaar door het hart van de stad werd gestuurd. De voetgangerszone mag dan imperfect zijn, ze toont wel wat je met de herverdeling van de publieke ruimte kunt verwezenlijken.
De voetgangerszone staat tegelijk symbool voor de strijd tegen wat Van Parijs indertijd de ‘onaanvaardbare bestuurlijke lethargie’ noemde. Het mysterie van het stedelijk beleid in Brussel is niet dat men geen alternatief ziet. Iedereen kent het alternatief, maar om de één of andere reden blijft de realisatie ervan uit. De plannen voor een autoluw stadscentrum lagen al jaren stof te vergaren in de lade van ambtenaren en bevoegde politici. De reeks picknicks leidde tot een versnelling van de beslissingsprocedures.
De voetgangerszone inspireerde ten slotte een decennium van burgerlijke ongehoorzaamheid in Brussel. De picknick is een schoolvoorbeeld van wat Judith Butler schreef over wereldwijde straatprotesten in de jaren 2010: ‘For politics to take place, the body must appear.’ Het vrolijke tafereel van een picknickende massa was een politiek moment. Zo volgden succesvolle picknicks aan de Ninoofsepoort en op het Fernand Cocqplein. Tegelijk gaven de picknicks indirect de aanzet voor tal van andere burgerbewegingen, zoals Filter Café Filtré, Heroes for Zero en zelfs Pool is Cool.
Centraal staat een stijlbreuk inzake activisme: in de plaats van traditionele oppositie kwam een soort
Iedereen kent de alternatieven, maar de lijst met zwarte punten wordt van minister op minister doorgegeven
die tijd ook als kwalitatiever.
Wat de impact zal zijn van de experimenten in het VK, zullen we pas over goed zes maanden weten. Hoewel ik niet helemaal achter het 100-80-100model sta, ben ik blij dat er uitgebreid geëxperimenteerd wordt en dat die experimenten ook wetenschappelijk onderzocht zullen worden. Zo zullen we weer iets beter weten wat voor wie werkt of niet werkt. Het 100-80-100model weet bedrijven te overtuigen om over te stappen naar een kortere werkweek en voor sommige bedrijven (inclusief werknemers) zal dat waarschijnlijk een goeie oplossing zijn. Maar als we een gelijkere samenleving willen, waarin arbeidsduurvermindering zonder hogere werkdruk mogelijk is voor iedereen, zullen ook andere actoren, zoals de overheid, zich hiervoor moeten engageren.
Francisca Mullens
Doctoranda Sociologie (VUB), doet onderzoek naar arbeidsduurvermindering en de impact ervan op werknemers bij Femma Wereldvrouwen vzw.