‘Topsport is oncomfortabel zijn, binnen veilige grenzen’
Tijdens haar sportieve carrière bedwong ze de horden, nu moet oud-atlete en psychologe Eline Berings de obstakels rond grensoverschrijdend gedrag wegwerken. Ze gaat halftijds aan de slag als ethisch consulent bij Sport Vlaanderen.
De job lijkt haar op het lijf geschreven. Na een bijzonder lange carrière waarin ze topsport en studies psychologie combineerde, borg Eline Berings (36) eind vorig jaar de spikes op. Ze ging aan de slag als zelfstandig sportpsychologe op een moment dat grensoverschrijdend gedrag in de sport zichtbaar werd gemaakt. Vlaamse judotrainers, het coachingteam rond Nina Derwael, volleybaltrainer Gert Vande Broek: niet de minste namen werden de voorbije jaren in opspraak gebracht. De recente meldingen zijn voor Vlaams minister van Sport Ben Weyts (N-VA) mee de aanleiding om Berings aan te stellen als ethisch consulent bij Sport Vlaanderen.
‘Mijn taak is de Vlaamse sportfederaties te helpen bij de vraag: wat kan en wat kan niet? Ik merk dat daarover nog heel veel onduidelijkheid bestaat’
‘Als oud-atlete weet ik dat het in ons vak om presteren gaat’, zegt Berings. ‘Topsporters moeten uit hun comfortzone treden en grenzen verleggen. Mijn taak is de Vlaamse sportfederaties te helpen bij de vraag: wat kan en wat kan niet? Ik merk dat daarover nog heel veel onduidelijkheid bestaat. We willen ook coaches en atleten beter ondersteunen bij vragen en zorgen.’
Toen de Franse coaches van Nina Derwael beschuldigd werden van grensoverschrijdend gedrag, poseerde een van hen met een T-shirt op Instagram: ‘Champions train, losers complain’ (kampioenen trainen, verliezers klagen). Berings wil de ‘mythe’ doorprikken dat topsport per definitie hard moet zijn.
‘Vaak worden zaken die eigenlijk complementair zijn toch als onverzoenbaar voorgesteld’, zegt Berings. ‘Hard zijn heeft veel nuances. Tegelijk wordt het tegenovergestelde al snel als pamperen bestempeld, terwijl net alles daartussen essentieel is. Uitdagen én ondersteunen. Oncomfortabel zijn, binnen een veilig kader. Er is genoeg wetenschappelijke literatuur verschenen die aantoont dat je ook op een veilige manier succes kunt bereiken en samen grenzen kunt verleggen. Sterker: het is een voorwaarde voor langdurig succes. Een van mijn belangrijkste vragen is hoe we coaches beter kunnen ondersteunen in het vinden van dat evenwicht.’
Geen politiecommissaris
Door de recente gevallen van grensoverschrijdend gedrag is sinds vorig jaar elke sportfederatie verplicht om een aanspreekpunt voor integriteit (API) en een tuchtcommissie op te richten. De situatie van Gert Vande Broek is in het bijzonder delicaat. De bondscoach van de nationale vrouwenvolleybalploeg is niet alleen een professor in coachingtechnieken aan de KU Leuven, hij was in het verleden ook adviseur op het kabinet van het ministerie van Sport. Beschikt Berings over voldoende onafhankelijkheid om haar rol te kunnen spelen?
‘Dat is net een van de redenen geweest om me aan te stellen’, zegt Berings. ‘Ik ken de wereld, maar sta voldoende op mezelf om onafhankelijk te zijn. Als psychologe neem ik een neutrale houding aan. Als er klachten zijn, kan ik doorverwijzen en mee opvolgen. Ik neem de rol op van een aanspreekpunt en een klankbord in de eerste lijn dat kan doorverwijzen, ook in zaken zoals voeding of de combinatie van topsport met de menstruatiecyclus. Wat ik zeker niet ben, is een politiecommissaris over grensoverschrijdend gedrag die met een checklist alle sportfederaties zal screenen.’
Toch maakt Berings in de eerste maanden wel haar ronde van Vlaanderen. ‘Risicofactoren zijn veel uitval, onderprestaties of meldingen bij een sportfederatie. Op dat moment zullen we de dialoog met de federaties aangaan. Dat grensoverschrijdend gedrag meer bespreekbaar wordt gemaakt, helpt om sneller problemen op de radar te krijgen. Als er ergens veel klachten zijn, moeten we in gesprek gaan.’
Haar taak stopt bij het dertigtal sportfederaties die door Sport Vlaanderen erkend zijn. Grensoverschrijdend gedrag bij professionele voetbalclubs of wielerploegen horen daar niet bij.
‘Ik focus in de eerste plaats op de relatie tussen coach en atleet’, zegt Berings. ‘Wat voor de ene atleet werkt, werkt niet per se voor de andere. Het is niet zo dat een coach maar één stijl kan hanteren. Er moet ruimte zijn om de relatie tussen coach en atleet te laten groeien. Ik probeer met beiden in dialoog te gaan, maar ik probeer ook de federaties bij te staan. Eigenlijk hoop ik voor 80 procent preventief en voor 20 procent reactief te werken.’