Het Romeinse Rijk in de achtertuin
Van Engeland tot Iran, van Nederland tot Algerije: de Oostenrijkse fotograaf Alfred Seiland doorkruist al vijftien jaar de gebieden waar de Romeinen ooit de scepter zwaaiden. In zijn levendige kleurenfoto’s vormen eeuwenoude overblijfselen het decor van o
Op het strand zonnebaden tussen de restanten van een Romeinse villa waar keizer Nero nog woonde. In Anzio, iets ten zuiden van Rome, kan het, gratis. Maar op de foto die Alfred Seiland (70) maakte, malen de strandgangers niet om de millennia oude stenen. Ze hebben enkel oog voor elkaar en voor de Italiaanse zon en zee.
Dat Italianen niet meer opkijken van Romeinse overblijfselen, die alomtegenwoordig zijn in hun land, is te begrijpen. Toch vinden we die onverschilligheid voor eeuwenoud erfgoed ook terug in andere landen en regio’s waar de Romeinen hun SPQR-scepter zwaaiden. Het is een aspect dat intrigeert en dat zelfs komisch overkomt in de nieuwe fototentoonstelling van Seiland in het GalloRomeins Museum in Tongeren. De onverschilligheid is ruim en fraai gedocumenteerd: een grasveldje in een Kroatisch dorp met een tempelzuil die men schijnbaar is vergeten af te breken, een golfbaan in Oostenrijk met de fundamenten van een badhuis afgeschermd door nadarhekken, een stuk van een muur in Israël dat rotondekunst werd … En dichter bij huis: de Romeinse omwalling van Tongeren waar buurtbewoners allang niet meer van opkijken.
Twintig bezoeken, één foto
Zo brengt de Oostenrijker, die al vijftien jaar het grondgebied van het vroegere Imperium Romanum doorkruist, het verleden samen met het heden. En zo plaatst hij de Romeinse sites in een nieuw perspectief, niet met de blik van een historicus of toerist maar met die van een contemporain fotograaf. Hij werkt steeds met dezelfde camera en technieken, en altijd in kleur. Het levert bijzonder levendige foto’s op, in groot formaat bovendien.
Seiland werkte jarenlang voor het weekendmagazine van de Frankfurter Allgemeine Zeitung, en dat is eraan te zien. Zelden wordt er geposeerd door de bezoekers van de Romeinse sites, of het nu toeristen zijn of toevallige passanten. Vaak wisten ze niet eens dat ze werden bespied – elke persfotograaf is een beetje paparazzo. En als ze het al wisten, gingen ze ervan uit dat ze later wel uit de foto zouden worden geknipt. Dat dacht ook de man die op het campagnebeeld van de expo in de schaduw zit uit te rusten met op de achtergrond de Pont du Gard bij Nîmes (zie cover). Om die ongekunsteldheid is het Seiland te doen. De combinatie van eeuwenoude restanten, stille getuigen van een ver verleden, met de vluchtige alledaagsheid van het leven geeft de foto’s een lichtvoetige lading. Enkele keren is die zelfs ronduit banaal, zoals bij de foto van de Tongerse grafheuvel gemaakt vanuit een typische Vlaamse tuin, netjes opgeruimd met links de carport en rechts de gft-container.
Hoewel de restanten er altijd hetzelfde bijliggen, kostte het Seiland toch vaak dagen tot zelfs weken om de juiste foto te schieten. In een van de videoreportages over zijn werk vertelt de fotograaf hoe hij pas na twintig bezoeken aan het Colosseum eindelijk kon afdrukken. Het resultaat is schitterend: het verlichte amfitheater in de donkerblauwe avondlucht met op de voorgrond een ordinair eetkraam. Soms ging het sneller dankzij de hulp van een figurant die juist wél poseerde, zoals de man die vanop een steiger in de Rubicon wil duiken. Of die veredelde beek bij Rimini echt de rivier is die Julius Caesar ‘alea iacta est’-gewijs overstak, valt trouwens te betwijfelen. Het stroompje kreeg die naam pas in 1933, op bevel van een andere dictator: Benito Mussolini.
Palmyra zien en vluchten
Ook op de foto van het strand van Rimini is niet meteen een Romeins overblijfsel te zien. Het is middernacht en het strand, dat wordt verlicht met fel kunstlicht, is helemaal verlaten: Seiland nam de foto vanuit zijn hotelkamer tijdens een coronalockdown. De strandstoelen met blauwe en rode paraplu’s staan griezelig ordelijk opgesteld in strakke rijen, ze doen denken aan een Romeins legioen in slagorde. Maar het creëert ook een lijnperspectief dat diepte geeft aan de foto. Pas nu begrijpen we wat Seiland naar dit strand bracht: kennelijk was hier het eindpunt van de Via Flaminia, de belangrijkste Romeinse weg naar het noorden.
De combinatie van eeuwenoude restanten met de vluchtige alledaagsheid van het leven geeft de foto’s een lichtvoetige lading
Met honderdvijftig foto’s (uit veertig landen) is dit geen fototentoonstelling waar je snel even doorheen loopt. Het museum grijpt de beelden ook aan om de bezoeker te laten stilstaan bij het belang van erfgoed, en hoe we daarmee omgaan. Houden we de resten zoveel mogelijk intact? Herbouwen we ze, op het gevaar af met kitsch te eindigen? Integreren we ze in hedendaagse architectuur? Of kijken we er gewoon niet meer naar om, zoals op het strand van Anzio? Het is
boeiend om te zien hoe landen daar anders mee omgaan.
Hoewel het niet Seilands bedoeling was om het Romeinse verleden te documenteren, heeft hij dat voor enkele sites onbewust toch gedaan. Hij was in Syrië vlak voordat daar in 2011 de burgeroorlog uitbrak. Zo was hij een van de laatsten die Palmyra, de ‘stad van de duizend zuilen’, kon fotograferen voor de strijders van Islamitische Staat (IS) er hun vernielzucht op loslieten. Het scheelde niet veel of de unieke foto’s waren verloren
gegaan, want toen Seiland halsoverkop uit Syrië vertrok, kon hij maar net zijn filmrolletjes voorbij de douane krijgen.
Imperium Romanum. Het Romeinse Rijk door de lens van Alfred Seiland.
Tot januari 2023 in het Gallo-Romeins Museum, Tongeren
★★★★⭐