Zeggen waar het politiek op staat
Wat VRT-journalist Lieven Verstraete overkwam, was geen incident, schrijft Marc Reynebeau. Het past in de politieke cultuur die ook politica Valerie Van Peel nekt.
Een ongeluk komt nooit alleen, wat het voordeel heeft dat er des te meer uit te leren valt. Zo bestaat er een veelzeggend verband tussen het incident rond VRTjournalist Lieven Verstraete in De zevende dag en de boodschap vorige week van N-VA-ondervoorzitter en Kamerlid Valerie Van Peel dat ze de politiek voor bekeken houdt. Beiden brengen dezelfde malaise aan het licht, die veel relevanter is dan deze twee incidenten laten vermoeden.
Verstraete ging in de mist door de nieuwe voorzitters van Groen te confronteren met een stelling die rechtstreeks stamt uit een extreemrechtse theorie. Achteraf heette het dat hij hen geen feiten voorhield, maar een ‘denktrant’ van politieke rivalen van Groen. Daarover had VRT-ombudsman Tim Pauwels een opmerkelijke hypothese. ‘Als je de journalistiek iets kan verwijten rond migratie,’ zei hij, ‘is het dat ze misschien niet altijd een taal heeft gevonden om de problemen te benoemen.’
Die vaststelling erkent een pijnlijk falen: de VRT slaagt er niet in een taal te ontwikkelen om een thema aan te snijden dat al decennia, direct of onderhuids, weegt op de politiek en dat door extreemrechts al even lang – en niet zonder succes – wordt misbruikt in een rechtsstatelijk dubieus discours. Om maar iets te noemen: het 70 puntenplan van het toenmalige Vlaams Blok dateert al van 1992.
Het kan dus niet anders dan dat de zaak-Verstraete geen geïsoleerd incident is, maar een accident waiting to happen. Het is zelfs aannemelijk dat zulke ongevallen al vaker gebeurden maar niet eens werden opgemerkt. Dat illustreert net Pauwels’ hypothese: wie een taal niet beheerst, kan zich al evenmin bewust zijn van de politieke en ideologische implicaties ervan.
Het is daarom niet fair dat de integere Verstraete, die het tegendeel van een journalistieke praalhans is, nu moet opdraven als het te hangen Barbertje. Dit geval is alvast niet vergelijkbaar met het off the record seksisme van Eddy Demarez. Het is bij de VRT kennelijk een keuze om nieuws en duiding zo vederlicht te houden dat ze welhaast ontsnappen aan de zwaartekracht en zo kunnen meewaaien met de wind, met de smalste conventies en met de kritiekloos gereproduceerde frasen, clichés en andere idées reçues in de Wetstraatbubbel. Over migratie, maar net zo goed over arbeid, energie, fiscaliteit of de begroting. Als de afzijdigheid al niet eindigt in de ondraaglijke lichtheid die feiten verwart met gevoelens, en die de klassieke round-up van het nieuws van de dag in wat ooit het laatavondjournaal was, nu versmalt tot het gezellige onderonsje dat op weekdagen Laat heet.
Kiezen voor de onschadelijke bon ton leidt tot een al te grote permeabiliteit voor partijpolitieke stemmingmakerij, voor het gefluister van de spindoctors in de wandelgangen of voor het luidste geroep op Twitter. Met niets dan selectiviteit als gevolg. Dus mocht er, bijvoorbeeld, veel ruimte zijn voor gejammer dat Groen de debatten in zijn voorzitterschap besloten hield, terwijl de keuze van de N-VA om de voorzittersverkiezingen met drie jaar uit te stellen, is belicht als een strategische zet. (Overigens hadden beide partijen alle recht om te doen wat ze deden. Als privéorganisaties zijn ze alleen hun leden enige verantwoording verschuldigd.)
Het is een zwakke opvatting van onpartijdigheid als media zich beperken tot het zonder weerwerk registreren en reproduceren van wat politici zeggen. Dan zijn ze niet meer dan een doorgeefluik van wat in de praktijk vaak slechts propaganda en gespin is. Net die opvatting belet dat ze een eigen taal ontwikkelen om problemen te duiden. Als dat niet lukt, moeten ze de ‘denktrant’ van politieke partijen wel overnemen. Dat betekent dat ze niet langer praten, maar slechts napraten en er niet langer in slagen om de partijpolitieke frames te overstijgen. Waarbij ze dan meteen ook alle ideologische implicaties daarvan overnemen. Tenslotte hoeven politieke interviews niet te dienen om parlementaire debatten na te spelen. Die zijn doorgaans toch niet gericht op het bieden van inzicht in of de verheldering van feiten, maar op de bevestiging van de agenda en van de perceptie en interpretaties die de partijen erop nahouden.
Dat roept meteen het geval Van Peel op. Haar vertrek zou de schuld zijn van ‘de politiek’. Over die kwestie noteerde de VRT bij Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA) zelfs dat ‘de Belgische politiek een demotiverende, geblokkeerde
Het is bij de VRT kennelijk een keuze om nieuws en duiding zo vederlicht te houden dat ze kunnen meewaaien met de wind
shithole geworden is’. Die perceptie zegt allicht minder over Van Peel dan over de blijvende frustratie bij de N-VA, sinds ze er na haar verkiezingsnederlaag van 2019 niet in slaagde om een plek te vinden in een nieuwe federale coalitie. Dat de partij nu met Van Peel in korte tijd al haar tweede ondervoorzitter verliest, leidt kennelijk al evenmin tot enige introspectie. Van Peel maakt er overigens geen geheim van dat ze vooral om persoonlijke redenen opstapt – en dat ze daarover discreet wil blijven, verdient respect.
Voor een ambitieus parlementslid is de praktijk inderdaad niet stimulerend. De particratie eist dat gekozenen steevast de rangen sluiten, meerderheid tegen oppositie, en weinig meer zijn dan stemmachines die alles goedkeuren wat de regering hen voorlegt en wegstemmen waar de oppositie mee komt aanzetten. Eigen initiatief, zeker over de grens tussen meerderheid en oppositie, wordt zelden gewaardeerd.
In het Vlaams Parlement is dat nog het ergst, want met een ‘zwijgakkoord’ verbieden de meerderheidspartijen er hun gekozenen zelfs elk initiatief als dat niet eerst de goedkeuring krijgt van de coalitie. De oppositie kan er vanop de regeringsbank doorgaans slechts rekenen op hoon of miskenning (‘dat gaat u niet bepalen’), met de vice-ministerspresidenten Hilde Crevits (CD&V) en Bart Somers (Open VLD) als zeldzame uitzonderingen.
Dat de politieke cultuur zo ineen zit, weliswaar verpakt in royale partijdotaties en dito uittredingsvergoedingen, is allerminst nieuws. In die zin klopt het dat ‘de politiek’ frustratie en teleurstelling in de hand werkt, maar het is wat de particratie ervan gemaakt heeft, in Vlaanderen net zo goed als federaal. In die zin was het voorspelbaar dat Van Peel er niet in zou slagen een alliantie te bouwen voor het asbestdossier waarop ze zich had toegelegd. Ook in de media kreeg het weinig weerklank.
Ook omdat haar partij zich niet altijd van haar meest constructieve zijde laat zien zou de federale meerderheid Van Peel zo’n succesje niet gunnen, hoe zinvol haar voorstel ook kon zijn – waarom zou de meerderheid ook, in die context? In 2018 vroeg Kom Op Tegen Kanker er al aandacht voor. Het zou de moeite zijn om na te gaan welke bedrijfslobby nu dwarsligt. Maar ook daar is een aparte taal voor nodig, die verder gaat dan de klassieke frasen, de smalle ‘denktrant’ of de heersende conventies.
Marc Reynebeau is senior writer van deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.