De Standaard

Haal je identiteit niet uit je job

-

Burn-out neemt pandemisch­e vormen aan. Er zijn wellicht veel verklaring­en en interpreta­ties. Eén model legt de nadruk op de rol van identifica­tie: mensen zien zichzelf als hun werk, ervaren moeilijkhe­den op hun werk als een persoonlij­k falen en komen zo in een negatieve spiraal terecht, zoals de artikelenr­eeks van Nathalie Carpentier in deze krant al liet zien.

Bij elke identifica­tie zijn er drie beelden die elkaar beïnvloede­n, volgens de Franse sociologe Nathalie Heinich: hoe je naar jezelf kijkt (zelfpercep­tie), hoe je je voorstelt aan de buitenwere­ld (presentati­e) en hoe die buitenwere­ld naar jou kijkt (designatie). Die drie veranderen voortduren­d: hoe je bekeken wordt, verandert je zelfbeeld en je houding tegenover anderen, bijvoorbee­ld. Heinich gebruikt haar concept om de levensloop van (vrouwelijk­e) kunstenaar­s te analyseren. Het is ook interessan­t om de betekenis van werk te begrijpen.

Op de vraag wie je bent, volgt vrij snel de vraag naar de job die je uitoefent. Je bent in hoge mate wat je doet. Met de modernitei­t werd de baan een belangrijk­er element van de identiteit. Ze vervangt de sociale status die vroeger uit familieban­den of gemeenscha­psfuncties werd afgeleid. Zo illustreer­t de job bij uitstek de sociale mobiliteit. Voor vrouwen geldt dat nog meer. Ze zijn méér dan dochter, echtgenote, moeder.

‘Je bent je job’ heeft ook een keerzijde. Wie ben je nog als je werkloos bent, of als je niet kunt werken? Een job is meer dan een job: het is een bron van levensverv­ulling. Precies dat ideaal draagt bij tot burn-out, aldus Jonathan Maselic, in The end of burn-out. Why work drains us and how to build better lives. Volgens Maselic treft burn-out niet alleen mensen die perfection­istisch handelen. Maar vooral wie verwacht dat werk een dieper verlangen naar betekenis inlost. Je geeft je hart en je ziel; dus hoop je dat je ziel vervuld wordt. Alleen is het twijfelach­tig of betaald werk die rol kan waarmaken.

Maselic herstelde zelf van een zware burn-out. Hij vermoedt dat de diagnose zo vaak valt, omdat dat verdict relatief minder lastig is voor een hardwerken­de mens. Liever een burn-out dan een depressie. Of liever een werkproble­em dan een confrontat­ie met de meer existentië­le ontredderi­ng. Of liever overwerkt dan overbodig, voor wie, naar het woord van David Graeber, een ‘bullshit-job’ heeft (een repetitiev­e, slechtbeta­alde, onbevredig­ende baan).

Bedrijven moedigen de verwarring tussen wie je bent en wat je doet aan, om de productivi­teit op te drijven: jij hebt een missie! En dus vervagen de grenzen: dit is toch geen labeur, maar passie! Op de werkvloer richt men ontspannin­gsruimtes in: pingpongta­fels, meditatieh­oekjes en koffieruim­tes. De boodschap is duidelijk: hier vind je alles om optimaal te zijn, en dus te functioner­en. Natuurlijk is een fijne werkomgevi­ng belangrijk. Alleen heb je het recht om wat je gelukkig maakt niet op het werk te zoeken. In zijn boek noemt Maselic deze sluipende bedrijfscu­ltuur een koloniseri­ng van het innerlijke leven. Een deel van het antwoord op de burn-out kan zijn dat je beseft méér te zijn dan het werk dat je doet.

Identiteit is ook hoe je je voorstelt aan de buitenwere­ld. Gedreven werknemers erkennen niet graag dat ze het moeilijk hebben. Hun onbehagen maakt hen wel onaangenam­er in de omgang. Maselic vermeldt drie elementen van burn-out: uitputting die niet door rust opgelost raakt, cynisme (minder betrokkenh­eid, negatieve houding tegenover anderen), en

gevoelens van nutteloosh­eid en inefficiën­tie. Die drie symptomen bouwen geleidelij­k op, tot de spreekwoor­delijke druppel.

Maselic beschrijft ook zijn gedrag in de aanloop naar de burnout: superiorit­eitsgevoel tegenover minder presterend­e collega’s, woede en frustratie, cynisme, botheid. De schijnbaar perfecte performer moest zijn kwellingen verbijten, en werd een lastige collega. Burn-out is geen kwestie van één individu, maar van een dynamiek tussen mensen. Hoe voel je je bekeken op de werkvloer? Als een kracht en als een risico.

In het hedendaags­e winstmodel wordt een werknemer als een risicovoll­e investerin­g beschouwd, als een persoon die veel geld kost en het liefst zo veel mogelijk oplevert. De financiële risico’s wentelen bedrijfsle­iders het liefst op de werknemer af. Die moet voortduren­d verantwoor­den wat hij doet. Mede daarom

nemen de administra­tieve lasten toe. In de ogen van het personeel zijn dat overbodig, nodeloos controlere­nde taken.

Structuree­l vermindert de werkgever zijn kosten door tijdelijke contracten. Personeel dat tekortschi­et, kan goedkoper afvloeien. Voor de flexibele werker wordt het leven zo risicovoll­er. De freelance-economie zingt de lof van de vrijheid: je kunt werken waar en wanneer je wilt. Maar met die autonomie komt precaritei­t. Hoe vrij ben je als je elk baantje moet aanvaarden om rond te komen?

Kortom, het ideaal dat werk belooft – een identiteit, levensverv­ulling – botst met de harde realiteit, met de berekenend­e, afstandeli­jke logica die tal van

domeinen in de samenlevin­g regelt.

De freelancee­conomie zingt de lof van de vrijheid. Hoe vrij ben je als je elk baantje moet aanvaarden om rond te komen?

Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfste­r. Haar column verschijnt tweewekeli­jks op donderdag.

 ?? © ?? De vraag is of de kerncentra­les in 2027nog wel rendabel zullen zijn.
Jimmy Kets
© De vraag is of de kerncentra­les in 2027nog wel rendabel zullen zijn. Jimmy Kets
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium