Een oefening in altruïsme
Mijn eerste Vaderdag zonder vader. Niet dat dat nu plots zo’n drama was; we vierden het toch nooit. Maar het schoot afgelopen weekend wel even door mijn hoofd. Hoe het toch een beetje raar is, plots een vaderloos leven. Zeker omdat ik de afgelopen twee jaar, nog net op tijd, dichter bij mijn vader ben gekomen. Voor Ouder, de podcast die Lander Kennis en ik maakten over zijn migratieverhaal, heb ik veel gesprekken gevoerd met mijn vader. Gesprekken over wezenlijke zaken, over het leven. Daarin begon ik, ook tussen de regels door, te voelen dat er één ding was dat hem doorheen trauma, ontgoochelingen en de desillusies van niet ingevulde verwachtingen staande hield: mijn broers en ik, zijn kinderen.
Opvallend vaak krijg ik de laatste tijd de vraag of ik zelf kinderen wil, na Ouder nog vaker dan voordien. Mijn antwoord op die vraag is dat het nonkelschap me alle voldoening geeft die ik op dat front nodig heb. Zeg nooit nooit natuurlijk, maar van een actieve kinderwens is steeds minder sprake. Tot mijn verbazing hoor ik in mijn omgeving best vaak iets gelijkaardigs – ook bij heterokoppels. Misschien komt dat doordat er nu opener dan vroeger gesproken kan worden over de negatieve kanten van het ouderschap. Of heeft het met het individualistischer worden van de samenleving te maken?
Gaan voor de koters
Kinderen krijgen is voor mij een van de meest altruïstische en tegelijk egoïstische dingen die je als mens kunt doen. Altruïstisch, omdat (goed) ouderschap een mate van zelfopoffering vereist die grenst aan het bovenmenselijke. Egoïstisch, omdat het uiteindelijk toch altijd vertrekt vanuit een eigen diep verlangen, een eigen kinderwens, ook al wordt die wens voor sommigen nog deels ingegeven door een maatschappelijke verwachting. Kinderen zijn de meest basale vorm van zingeving in een mensenleven. Je moet je best doen, je moet er elke dag voor gaan, want: die
koters. Een van de implicaties van een kinderloos leven is dan ook dat je voor een deel bewuster op zoek moet naar een zinvolle invulling van je leven. En dat is niet altijd evident. Ja, je geniet een vrijheid die mensen met kinderen nooit meer zullen hebben, maar er is ook een risico op je-m’en-foutisme.
Misschien ligt daar een vorm van zingeving: het juiste doen voor mensen die we nooit kunnen kennen omdat ze eeuwen na ons komen
Een vraag die daarbij om de hoek loert, is of die spanning zich ook verder uitstrekt, naar een breder, maatschappelijk niveau. Ergens zou het misschien