Zomerslaap
Ik ken de geluiden van de gangen ’s nachts. Ik weet van wie de handschriften op het krijtbord zijn. Aan mijn sleutelbos hangen alle lopers van de school. Ik ken de kinderen die op vrijdagavond niet naar huis willen gaan. Met mijn ogen dicht ruik ik de geur die in de klaslokalen hangt. Het is een mengeling van zweet, boterhammen en opwinding. Van bananen die onderaan in boekentassen vergaan.
Het is de laatste dag van het schooljaar en ik sluit alles af. Klas per klas kijk ik na of iedereen vertrokken is. Boven de deur hangt een papier: ‘De laatste doet het licht uit!’ Ik denk aan de kinderen die hier ooit aankwamen op de speelplaats. Hun botten waren breekbaar en hun rugzakken te groot. Nu slaan ze hun vleugels uit en rennen ze de zomer in. Ze denken dat ze het hier niet zullen missen, maar ze doen het nu al. De touwen in de turnzaal hangen vast. In de refter is het oorverdovend stil.
Op mijn ronde vind ik een achtergelaten en verfrommelde brief in de hoek van een klaslokaal. Met inkt en in hanenpoten is er geschreven: ‘Hallo ik ben verlieft op uw van wanneer ik u gezien heb. We hebben nie veel gepraat maar dat verandert niks voor mij. Je bent misschien verlieft op iemand anders, ik hoop van nie. Mijn gevoelens veranderen niks voor je.’ Het briefje is in een prop naast de vuilnisbak gelegd. Ik strijk het glad en stop het in mijn borstzak.
Ik ken zoveel mensen die het einde afwachten. Alsof je afscheid kunt voorkomen als je alle uren uitzit. Alsof je pas tot actie kunt overgaan als het bijna voorbij is. De meeste liefdesverklaringen worden uitgesproken op het moment dat het niet meer anders kan, net op tijd, of net te laat.
In de kelders van de school slapen katten naast examens. Stilaan nemen de dieren de speelplaats over
Juni proeft naar zomer en bevrijding. Ik schijn met mijn zaklamp langs de randen van het gebouw. ‘Is daar iemand? Iedereen buiten?’ Twee leerlingen kussen elkaar stiekem bij de fietsenstallingen en verstoppen zich in het portaal. Een heel jaar lang probeerden ze te spijbelen, nu zijn ze niet weg te slaan. ‘Jullie zijn afgestudeerd! Ga!’ Als duiven moet ik ze vasthouden en naar buiten gooien, ze zijn bang om zelf te springen.
Ik ben conciërge en blijf alleen achter op het domein. In de voorraadkast liggen sterke middelen om het schooljaar schoon te spoelen, te ontstoppen en weg te vegen. Ik schenk mezelf een glas walnotenlikeur in en controleer voor een laatste keer de ramen. Je zou denken dat een schoolgebouw alleen uit bakstenen, glas en deuren bestaat. Als ik door de gangen loop, hoor ik het hart van de school rustig bonken. De klok in de inkomhal is de metronoom waarop ik door de gangen stap.
Op het einde van mijn ronde haal ik de batterijen uit de schoolbel en kijk uit over de speelplaats. Over twee maanden vullen nieuwe stemmen het gebouw. Boven het bureau van de directeur vliegen duiven en kraaien. In de kelders van de school slapen katten naast examens. Stilaan nemen de dieren de speelplaats over. Ze weten dat geen enkel mens hier de komende weken zal terugkeren. Ik hang de sleutels in de sleutelkast. Als een vuurtorenwachter kijk ik uit over mijn zee. Morgen is het juli en vallen we in een zomerslaap.