Veroveren in de naam van God
In de splinternieuwe en reusachtige ‘Kathedraal van de Russische strijdkrachten’ nabij Moskou gaf de Russisch-Orthodoxe patriarch Kirill op zondag 25 september een opmerkelijke preek: ‘Wie sterft in de uitvoering van zijn militaire plicht, ziet al zijn zonden uitgewist.’ Het tafereel deed denken aan lang vervlogen tijden, aan een bevlogen speech op een veld buiten Clermont-Ferrand in 1095 meer bepaald. Paus Urbanus II beloofde toen hetzelfde aan al wie zijn leven veil had in de strijd tegen de islamitische Saracenen.
Patriarch Kirill zet zijn religieuze autoriteit in om morele rugdekking te geven aan de politieke agenda van president Poetin. In 2012 omschreef hij de regering van Poetin als een ‘mirakel van God’. Dat blijft hij doen, ook nu die agenda openlijk gewelddadig werd. Onder zijn leiding ondersteunt de Russischorthodoxe kerk voluit de brandende ambitie van president Poetin om Rusland uit het ‘carcan’ te laten breken van de grenzen van 1991, een afbakening die de Russen mentaal nooit hebben aanvaard en Poetin zelf de ‘grootste geopolitieke ramp in de geschiedenis’ noemt.
De ultieme droom daarbij is om alle Russischtalige gemeenschappen, die als gevolg van eeuwen Russische kolonialisme in vrijwel alle buurlanden aanwezig zijn, met militaire middelen opnieuw ‘Heim ins Reich’ te brengen. De Russische vlag moet wapperen over de hele ‘Russki Mir’, de Russischtalige wereld. Dat pad impliceert een serie brutale veroveringsoorlogen waarvan deze in Oekraïne, indien Poetin daar niet wordt gestopt, slechts de eerste zal zijn. Hoe valt dit agressieve, etnische imperialisme te verzoenen met de christelijke leerstelling van universele broederschap? Onmogelijk.
Dat wist ook Adolf Hitler, die in de late jaren dertig een gelijkaardige politieke agenda nastreefde. In tegenstelling tot Poetin kon Hitler daarbij niet rekenen op enthousiaste ondersteuning vanuit de kerk. Doorheen het Derde Rijk bleven in de katholieke kerken en kloosters van Duitsland haarden van verzet aanwezig. Verdeelder was het beeld binnen de lutheraanse kerken. Een deel daarvan ondersteunde actief het naziregime. Zij werden door de staat verenigd in de ‘Deutsche Reichskirche’. Andere lutheranen gruwden dan weer van de nazi-ideologie en verenigden zich in een clandestiene tegenkerk, de ‘Bekennende Kirche’.
De kerkelijke kritiek beu, verklaarde Hitler al in 1937 dat het christendom ‘rijp was voor de vernietiging’. De kerken van Duitsland dienden volgens hem ‘te buigen voor het primaat van de staat’. Dat laatste mocht letterlijk genomen worden. Meer dan vierhonderd Duitse priesters belandden in Dachau na zondagspreken
Als geen andere natie in de geschiedenis herinnert Poetins Rusland ons eraan hoe belangrijk de scheiding van kerk en staat werkelijk is
die te kritisch bevonden werden door de Gestapo. Ondanks die harde repressie, en ondanks het feit dat er ook opzichtige pro-nazielementen bestonden onder zowel de lutheraanse als katholieke clerus, slaagde Joseph Goebbels er nooit in om van de Duitse kerken een geoliede propagandamachine te maken.
Waarom leent de Russische-orthodoxe kerk zich dan wel zo vlot tot dit doel? Dat kan maar begrepen worden als we de Byzantijnse erfenis van Rusland in rekening brengen, langs welke weg Rusland gekerstend werd. Na de val van Constantinopel in 1453 beschouwde Moskou zich als het ‘derde Rome’. Rusland werd het nieuwe bolwerk van de orthodoxie met de tsaar als ijzeren arm. Net zoals in het keizerlijke Constantinopel van weleer werd de kerk ook in tsaristisch Rusland geacht een loyale dienaar te zijn van de gezalfde, autocratische heerser. De atheistische Sovjet-dictatuur brak tijdelijk met die traditie, maar vandaag is ze weer helemaal terug.
Deze onderwerping van kerk aan staat is een markant cultuurhistorisch verschil met West-Europa. Hier stelde de kerk zich al sinds de vijfde eeuw onafhankelijk op van de politieke macht. Al die tijd probeerden vorsten weliswaar om de kerk onder hun hiel te brengen, maar daarbij botsten ze steevast op koppig verzet vanuit Rome. De reformatie brak uiteindelijk het geloofsmonopolie van de katholieke kerk, maar leverde in de protestantse gebieden eerder gedecentraliseerde gemeenschapskerken op dan nationale staatskerken. En waar die toch ontstonden, zoals in Engeland in 1534, bleef de clerus volharden in de oude katholieke opvatting van een strikte scheiding tussen het geestelijke en het wereldlijke gezag.
Niet zo in Rusland. Daar is de kerk een verlengstuk van de staatsmacht. Poetin cultiveert actief deze verwevenheid. In de redevoering waarin hij zaterdag de ‘Anschluss’ van de op Oekraïne veroverde gebieden aankondigde, stelde hij zijn oorlog voor als een strijd van goed tegen kwaad, van orthodoxe traditie tegen westerse decadentie. De dag erop al werd deze perfide argumentatie verkondigd in de zondagspreken in de Russische kerken, tot in de verste uithoeken van het onmetelijke rijk. Als geen andere natie in de wereldgeschiedenis herinnert Poetins Rusland ons eraan hoe belangrijk de scheiding van kerk en staat werkelijk is, zowel voor de vrijheid van de burger als voor de integriteit van het geloof.