Nederigheid kan de politiek deugd doen
Nederigheid is niet waarop toppolitici zich graag laten voorstaan. Ze geloven dat het net de onwrikbare overtuiging is het bij het rechte eind te hebben die hen gebracht heeft waar ze zijn: aan of vlak bij de top. Als zo’n toppoliticus zichzelf plots als nederig omschrijft, dan is het omdat er geen ander heenkomen meer rest. Toen minister-president Jan Jambon het vorige week in het Vlaams Parlement deed, was dat om de herinnering uit te wissen aan zijn beschamende passage daar, enkele dagen eerder. Door nederigheid te claimen, hengelde hij naar hersteld respect omdat hij, beter dan anderen, inzag hoe schadelijk het malgoverno was voor het vertrouwen in de politiek. Nederigheid als superieure positionering.
Kwasi Kwarteng, de nieuwe Britse minister van Financiën, dacht zondagavond nog niet aan nederigheid. Bij de start van het jaarlijkse partijcongres van de Conservatieven streed hij nog altijd voor zijn radicale economisch hervormingsprogramma, al had dat de voorbije week chaos en bijna-paniek veroorzaakt op de markten.
Hij had beter moeten weten, want zijn baas, de nieuwe premier Liz Truss, was hem langzaam los aan het laten. Ze zei zondagnamiddag dat het pakket beter had kunnen
worden uitgelegd (door Kwarteng dus). En vooral: ze stelde dat alleen
Kwarteng de beslissing had genomen om het hoogste belastingtarief van 45 procent af te schaffen. Daarmee had hij het project politiek onverkoopbaar gemaakt omdat hij de rijken geschenken gaf, terwijl alle anderen de gevolgen moesten dragen van de renteverhoging waarmee de Bank of England een financiële crisis probeerde af te wenden.
Gisterochtend trok Kwarteng zijn belastingverlaging in, met ‘nederigheid en berouw’. In werkelijkheid dreigde er een opstand in de partij, aangepord door de invloedrijke ex-minister Michael Gove. Het was duidelijk dat Truss haar minister zou moeten opofferen als ze zelf die krachtmeting wou overleven. Nederigheid als overlevingsstrategie.
Er valt nochtans veel te zeggen voor echte nederigheid in de politiek. Als nederigheid – het mag ook gewoon bescheidenheid zijn – bewindslui ertoe zou brengen vooraf de kwaliteit van hun beslissingen goed in te schatten, zouden we daar allemaal bij winnen. De politiek zou geloofwaardiger zijn als we wisten dat alle argumenten in een vroeg stadium aan bod zijn gekomen. Ook het verlamde overleg tussen de sociale partners zou herleven. Compromissen zouden eenvoudiger zijn en meer het algemeen belang nastreven. En media zouden geen scorebord van winnaars en verliezers meer moeten bijhouden.
Geloofwaardigere compromissen en geen scorebord van winnaars en verliezers meer