Tot de helft afstandsonderwijs? Liever niet, zeggen ouders
De onderwijskoepels willen tot de helft van de lesuren in het secundair digitaal kunnen aanbieden. Ouders en vakbonden steigeren.
Kan een middelbare school haar leerlingen 50 procent van de tijd afstandsonderwijs aanbieden? En mag een vak, pakweg Frans, uitsluitend digitaal aangeboden worden? Vandaag starten de onderhandelingen met Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) over het decreet dat afstandsonderwijs uit de grijze zone moet halen. Leraars of directeurs die de afgelopen jaren de stap wilden zetten om bijvoorbeeld hun leerlingen de woensdagvoormiddag thuis te laten werken, voelden of tegenkanting van hun bestuur of vreesden aanvechtingen van schoolresultaten.
De gesprekken beloven niet gemakkelijk te worden. Een recent standpunt van de Vlaamse onderwijsraad, die het onderwijsveld verenigt, toont hoe verspreid de meningen zijn. In het advies zijn twee standpunten opgenomen. Dat is vrij uitzonderlijk en alleen verplicht als de partners het opmerkelijk oneens zijn. Zo zitten het GO! en de GO!-ouders elk in een ander kamp.
‘Geen verplichting’
De voornaamste inzet is de bovengrens van het aantal uren die leerlingen van thuis les mogen volgen. Aan de ene kant staan de fans van een ruim kader, dat scholen toelaat tot 50 procent afstandsonderwijs in te richten. Het zijn de onderwijsverstrekkers – zoals het GO! of het katholiek onderwijs – die hiervoor pleiten. ‘Scholen zijn het best geplaatst om in te schatten voor welke leerlingen en in welke mate interactief afstandsonderwijs ingezet kan worden’, klinkt het. Met een bovengrens van 50 procent biedt het decreet scholen ‘de nodige ruimte’ – zonder enige verplichting dat te doen of maximaal te benutten.
‘Afstandsonderwijs is waardevol, maar zeker in de eerste graad is 50 procent veel te ruim’, benadrukt Timothy Van Raemdonck van
GO!-ouders. ‘Wij pleiten voor een gestage toename – zodat ouders en leerlingen kunnen groeien. Vergeet niet dat digitaal onderwijs druk zet op gezinnen.’
GO!-ouders behoort, samen met de vakbonden en het Netwerk tegen Armoede, tot het andere kamp. Dat leerlingen van alle graden en onderwijsvormen (aso, tso, bso, kso) in aanmerking komen, gaat hun te ver. ‘Dat roept grote bezorgdheden op, in het bijzonder voor de jongsten en voor kwetsbare leerlingen’, aldus het advies. Een oplossing voor hen is om afstandsonderwijs te beperken, bijvoorbeeld tot 10 procent voor de tweede en 20 procent voor de derde graad.
‘Vergeet niet dat digitaal onderwijs druk zet op gezinnen’
Timothy Van Raemdonck
GO!-ouders
Ook over de vakken moeten afspraken gemaakt worden, vindt vakbond ACOD. ‘We vrezen misbruik. Denk aan het vak Frans dat volledig digitaal gegeven zou worden. Elk vak moet een fysieke component hebben, en elke leerkracht moet vrij zijn om al dan niet voor afstandslessen te kiezen’, zegt Nancy Libert.
Opmerkelijk: hoewel over de inhoud nog niet eens is onderhandeld, is het decreet al ingegaan op 1 september van dit schooljaar. Absurd? De leden van standpunt A vinden dat ‘te begrijpen’. ‘Sommige scholen zijn afstandsonderwijs blijven verkennen. Het zou een gemiste kans zijn als zij dat nu on hold zouden moeten zetten’, klinkt het. Afspraken moeten sowieso in het schoolreglement opgenomen zijn. De andere groep noemt de start ‘te vroeg’.