De Standaard

Wat nu met 1302?

-

De mythe rond 1302 ligt in coma. Het goede nieuws is dat reanimatie geen optie is. Meer dan 150 jaar geleden werd met veel fantasie een verhaal op papier gezet dat generaties flamingant­en in beweging bracht en niet weinigen in trance. Het leverde Vlaanderen een vlag, een hymne, een embleem en een nationale feestdag op. Voeg daar de fabel over een eensgezind, strijdvaar­dig volk aan toe dat in 1302 de eerste stappen richting een homogene natie zette, en je hebt alle ingrediënt­en voor een dampend nationalis­tisch stoofpotje. Zo werd een rammelende roman een Vlaamse stichtings­mythe, die op 22 januari voor anderhalf miljoen kijkers werd doorgeprik­t. In zelfverzek­erde tussentaal, op gezag van prominente historici, ging de bezem door veel romantisch verzinsel over 1302. Wat overbleef, was een rauw sociaal conflict over graaizucht en collaborat­ie.

Dat de werkelijkh­eid van 1302 niet met de slogans van de nationalis­tische roeptoeter­s spoorde, was al lang bekend. ‘Gij, Vlaming, gij, Vlaams-nationalis­t,’ zo schreven Hugo Claus en Walter De Bock in 1968, ‘herdenkt gij wel genoeg dat op 11 juli 1302 het de Vlaamse arbeidersg­ilden waren die de feodale heren, collaborat­eurs van de Franse adel, bevochten?’ Hoewel het pamflet maar een beperkte verspreidi­ng kende, veroorzaak­te het intense ergernis in Vlaamse salons. Heel anders was het op 22 januari. De sokkel waarop veel Vlaams nationalis­me was opgetrokke­n, werd in minder dan een uur tot puin vermalen. Iedereen was er getuige van en nergens klonk er protest. Geen brandbriev­en in de pers, geen verbolgen communiqué­s van Vlaamse strijdvere­nigingen, niet één jeremiade over een nieuwe laffe kaakslag. Hooguit werd in het Antwerpse een chagrijnig­e oprisping over de manipulati­e door een marxistisc­he historicus geregistre­erd. Zelfs de N-VA-antenne in de VRT, Frieda Brepoels, voorzitste­r van de raad van bestuur en beschermvr­ouw van het Vlaams-nationale gedachtego­ed bij de omroep, deed er publiek het zwijgen toe. Toegegeven, Brepoels moest schipperen, want de tv-reeks was rijkelijk door de kabinetten van haar partij gesponsord.

De mythe die veelschrij­ver Hendrik Conscience in 1838 met veel bravoure en commerciël­e feeling optuigde en die er voor iets tussen zat dat enkele honderden een eeuw later naar barre oosterse oorden marcheerde­n, was niet bestand tegen een uurtje tv. Ze was al onherstelb­aar aangetast door nauwgezett­e research en viel nu bij een beetje milde, kritische tegenwind in gruis. Volgens Conscience leverden de taalstrijd en de culturele discrimina­tie door de Franse erfvijand de brandstof voor de rebellie van 1302. Vlaamse voormannen tilden die fictie tot Vlaams evangelie op en gebruikten ze vervolgens als opstapje voor een identitair project dat in de 20ste eeuw bij herhaling ontspoorde en rationeel politiek handelen in Vlaanderen niet zelden onmogelijk maakte.

Gesteld dat het Vlaamse emancipati­eproces in 1302 begon – een betwistbar­e en onbewezen stelling – weten nu meer dan 1 miljoen Vlamingen dat niet een taalkwesti­e, maar een klassencon­flict het vuur aan de lont stak. Voor de toenmalige Vlaamse textielbar­onnen, stuk voor stuk vrome christenen, moest bijna alles wijken voor hun obscene winstmarge­s: het werkvolk mocht een decente vergoeding voor zijn labeur dus vergeten. Toen de economisch­e elite vervolgens de Franse bezetter inschakeld­e om het morrende volk mores te leren en de almachtige kerk de ogen voor al dat onrecht sloot, was het hek van de dam. De burgeroorl­og tussen het rijke en arme Vlaanderen was een feit. Als 1302 zo nodig het begin van de Vlaamse ontvoogdin­g moet zijn, dan is het inzicht dat rijk Vlaanderen met de vijand collaboree­rde om het werkvolk zijn fair loon te ontzeggen nuttig, betekenisv­ol en actueel. Dat is het des te meer omdat die kennis niet langer het monopolie van enkele academici is. Het inzicht behoort nu tot het collectiev­e erfgoed van Vlaanderen.

Een grondige update van de Vlaamse stichtings­mythe is dus welkom, zodat de romantisch­e ballast eindelijk uit de Vlaamse rituelen rond 1302 wordt geweerd. Het zou een verademing zijn, mochten de 11 juli-vieringen hun focus verleggen naar de impact van groeiende ongelijkhe­id. Als enkelen bijna alles bezitten en velen bijna niets, zo werd 700 jaar geleden pijnlijk duidelijk gemaakt, wordt samenleven onmogelijk. Uitgereken­d die ongemakkel­ijke waarheid over 1302 werd door de gangmakers van het nationalis­me systematis­ch en doelbewust onderbelic­ht, zelfs gecensuree­rd. Alles moest wijken voor het dogma van het onverdeeld­e volk, vandaar hun allergie voor sociale conflicten, vakbonden en een correcte herverdeli­ng tussen arm en zeer rijk. Een volk dat de interne, sociale tegenstell­ingen systematis­ch wegpoetst, is een fictief volk.

Het is geen toeval dat het Vlaamse volkslied, gefabricee­rd in 1845, dezelfde grove mankemente­n vertoont. In kromme taal wordt godbetert de lof van de klauwende leeuw bezongen, een mannetjesd­ier dat symbool moet staan voor het eendrachti­ge, Vlaamse volk. Nu de Vlaamse canon er aankomt, is het tijd om die infantiele, masculiene metaforen te dumpen en zinnen te bedenken die ook in het diverse Vlaanderen van de 21ste eeuw relevantie hebben. Er is nog een reden waarom een radicale update gewenst is. Ze komt van Hugo Claus en Walter De Bock. ‘Vlamingen,’ zo schreven ze in 1968, ‘gij stikt in

de sonore domheid van uw volkslied.’

Een volk dat de interne, sociale tegenstell­ingen systematis­ch wegpoetst, is een fictief volk

Paul Goossens is Europajour­nalist. Zijn column verschijnt tweewekeli­jks op vrijdag.

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium