Moet België echt 18de-eeuwse natuur herstellen?
NATUURHERSTEL De natuurherstelwet splijt de Belgische regering. Wat staat er precies in de tekst? Wil Europa de 18de-eeuwse Ferrarisbossen echt zien herrijzen, zoals Open VLD-parlementsleden schreven?
Het tweede hoofdstuk van de natuurherstelwet, waarin de Europese Commissie ‘streefdoelen en verplichtingen’ heeft neergeschreven, beslaat in de ontwerptekst ruwweg drie pagina’s. Ze zijn opgedeeld volgens de verschillende ecosystemen en moeten straks de basis vormen van nationale plannen, die de lidstaten opstellen.
In artikel 10, dat over de
bossen gaat, schrijft de Commissie dat landen maatregelen moeten nemen om de biodiversiteit in hun bossen te verbeteren. Dat moeten ze doen door ‘een stijgende trend te realiseren’ voor een aantal indicatoren: de aanwezigheid van dood hout, de voorraad aan organische koolstof, of het aantal verbindingen tussen bossen. Die stijgende trend moet beginnen bij de inwerkingtreding van de wet. Van de 18de eeuw of Ferrarisbossen is nergens sprake. In de twee artikels over gronden, meren, de kust en de Noord
zee staat dat lidstaten ingrepen moeten doen om gebieden die niet in goede toestand verkeren, ‘te verbeteren tot een goede toestand’. De referentie voor dat doel is de toestand 70 jaar geleden, op voorwaarde dat de lidstaten over de nodige gegevens beschikken. Die passage zou nog uit de tekst kunnen verdwijnen, zei eurocommissaris Frans Timmermans maandag. Hij stelde vast dat ze tot ‘grote misverstanden’ leidde.
In 2030 moet al 30 procent van de ‘gebieden die niet in goede toestand verkeren’ aangepakt zijn, in 2050 90 procent. Landen moeten ook bepaalde types habitat herstellen ‘in gebieden waar die niet voorkomen’. Dat gaat bijvoorbeeld over verschillende types (vochtige) heide, graslanden of specifieke bossen.
Zodra een goede toestand of een bepaalde oppervlakte is bereikt, mag die niet opnieuw
verslechteren. Maar daar zijn uitzonderingen op mogelijk. De verplichting hoeft niet nagekomen te worden in geval van overmacht. Maar ook ‘een project van groot openbaar belang waarvoor geen minder schadelijke oplossingen beschikbaar zijn’, maakt kans op een uitzondering. Dat wordt ‘per geval’ beoordeeld.
De natuurherstelwet gaat ook over steden. Daar mag de komende jaren netto geen groene ruimte verloren gaan. De oppervlakte die overdekt is door boomkruinen mag niet afnemen. Dat geldt ook voor de ‘kleinere steden en voorsteden’. Op nationaal niveau moet tegen 2050 de oppervlakte aan ‘stedelijk groen’ toegenomen zijn met vijf procent van de totale oppervlakte van alle steden en voorsteden in het land.
De snelle afname van de ‘bestuiverspopulaties’ – bijen en
hommels, maar ook kevers en vlinders – moet in 2030 gekeerd zijn. Vanaf dan moeten landen ‘een stijgende trend realiseren tot toereikende niveaus zijn bereikt’.
Rivieren moeten volgens de wet zo veel mogelijk ‘vrij’ kunnen stromen. Daarom moeten ‘barrières in de lengte en breedte’ verdwijnen – ‘in de eerste plaats barrières die niet langer nodig zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie, de binnenvaart of de watervoorziening’. Denk aan stuwdammen.
Tot slot wil Europa dat ook in
landbouwgebieden de biodiversiteit vooruitgaat. Zodra de wet van kracht wordt, moeten landen een stijging realiseren van onder meer de voorraad aan organische koolstof in landbouwbodems of van de ‘grasvlinderindex’, die het aantal vlinders in een gebied telt. Ook de populaties akker- en weidevogels moeten de komende jaren groeien. Gebieden die vroeger uit natte
veengrond bestonden, maar drooggelegd werden om er aan landbouw te kunnen doen, moeten hersteld worden. In 2030 moet 30 procent van die gebieden weer ‘vernat’ zijn, in 2050 moet dat 70 procent zijn.