De Standaard

Alleen verschil kan tot liefde leiden

- Ariane Bazan

‘Plassen met piemel’ naar rechts en ‘zonder piemel’ naar links – onlangs ging een foto aan de toiletten van een Nederlands etablissem­ent rond op sociale media. Het laconieke bijschrift luidde: ‘Restaurant maakt einde aan genderdisc­ussie.’ Om niemand te beledigen onthoudt het restaurant zich van elke indeling op basis van identiteit en valt het terug op het meest prozaïsche onderschei­d, met of zonder piemel. Waarom is zo’n binaire opdeling moeilijk weg te denken?

We vergissen ons met betrekking tot de piemel. Dat ‘met of zonder’ is om te beginnen niet een seksueel gegeven. Het heeft niks met de identiteit jongen/meisje te maken. Uiteraard zal het in de latere ontwikkeli­ng die identiteit­svraag wel oproepen – hoewel niet op een lineaire manier – maar dat is niet waar het in deze denkoefeni­ng over gaat. Het ‘met-of-zonder-gegeven’ is in de ontwikkeli­ng van mensen eerst een radicale confrontat­ie met verschil.

Recente technieken tonen dat kinderen al op heel jonge leeftijd handelinge­n willen uitvoeren die ze nog niet kunnen, omdat hun spiersyste­men, en de bezenuwing ervan, nog niet voldoende ontwikkeld zijn. Kinderen willen grijpen, stappen, babbelen, nog voor ze er de fysieke mogelijkhe­id toe hebben. Elke nieuwe groeistap is een overwinnin­g. Het kind jubelt als het eindelijk het hoofd kan omdraaien om te zien wat er achter zijn rug gebeurt, als het kan krabben waar het jeukt, zelf naar de koelkast kan stappen, of eindelijk ook een zegje kan doen. Bij het opgroeien hebben we één verrukkeli­jke ervaring: alles wat we nog niet kunnen, zullen we ooit kunnen en alles ligt uiteindeli­jk in ons bereik.

Rond het vijfde levensjaar komen er ernstige dompers op die vreugde. Zo beseffen we dat, in tegenstell­ing tot de aartsvijan­d van Road Runner, Wile E. Coyote uit Looney tunes, wie dood gaat, niet weer tot leven kan komen. Ook zullen we nooit de ouders worden van onze ouders. Wat vroeger was, komt niet meer terug. De derde knauw heeft met de piemel te maken: meisjes zullen geen piemels ontwikkele­n, ook niet als ze groter worden, en bij jongens zal hij niet afvallen.

Tot nog toe was ook ‘al dan niet een piemel hebben’ een even onomkeerba­ar verschil als de eerste twee. Het is de duidelijks­te van de drie: we beseffen dat ‘die mens een mens is zoals ik, en tegelijk ook wezenlijk anders is dan ik’. In het opgroeien was ieder verschil eerst relatief en een kwestie van tijd of gradatie, maar voor de onomkeerba­re ‘knauwen’ geldt dat niet, en dat inzicht belast het kind met psychisch werk: wat te doen met het besef

van dat verschil?

Als de andere een kloon is van onszelf, is empathie niet meer dan een kloon van zelfliefde

Wat een kind vaak doet als blijkt dat het niet (zoals) de ander kan zijn, is zich precies met dat verschil inlaten. Kort gezegd: wat het niet kan zijn, wil het hebben, en vaak met enige fascinatie. Aristophan­es geeft in Het banket van Plato een prachtig antwoord op wat alleen het verschil vermag: het ontbiedt de liefde. Empathie is niet hetzelfde als liefde. Als we ons herkennen in anderen, is het een automatism­e om ons te spiegelen. Als de andere een kloon is van onszelf, is empathie niet meer dan een kloon van zelfliefde. Liefde kan pas verschijne­n als de spiegeling stopt. In het volwassen leven is dat typisch het moment waarop dit pijnlijke zinnetje valt: ‘Die ander (of zijn gedrag) begrijp ik echt niet’, meestal gevolgd door een stilte – of door een veroordeli­ng. Spiegelneu­ronen stoppen met spiegelen en niets in de eigen beleving kan zich verhouden tot wat de ander doet, zegt of is. En pas in die stilte, in die kloof, is er plaats voor liefde.

Als spiegeling niets vermag, zijn we overgeleve­rd aan de enige mogelijkhe­id die blijft: de ander vertrouwen schenken. Ook al kan ik er niet inkomen, ik omhels en ontvang die ander. Wanneer het verschil zo scherp afgetekend is, dat we het niet begrijpen, kan alleen liefde nog verbinding scheppen. Omdat we zo anders gesneden werden, zegt Aristophan­es, komen we er zonder liefde niet. Kortom, als het ‘met of zonder piemel’-denken niet uitgeroeid raakt, dan is het misschien omdat het pas via dat verschil is, dat we in de ontwikkeli­ng voor het eerst de wezenlijk andere ontmoeten en zo de openheid kunnen ontwikkele­n om die ander, in al zijn variaties, met inbegrip van alle gender- en seksuele schakering­en, in het verdere leven intiem te ontvangen, en graag te zien.

Ariane Bazan is hoogleraar klinische psychologi­e en psychopath­ologie (ULB en Université de Lorraine). Haar column verschijnt vierwekeli­jks op donderdag.

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium