Nog vijf jaar Erdogan komt de EU goed uit
TURKIJE Door de oorlog in Oekraïne heeft de EU nu geen baat bij een nieuw regime in Turkije, schrijft Luuk van Middelaar.
De Turkse kiezers hebben gesproken en ineens ligt het politieke landschap aan Europa’s zuidoostgrens er heel anders bij. Vooraf dichtten opiniepeilers oppositieleider Kemal Kilicdaroglu zowat de overwinning toe, zo niet al in de eerste ronde, dan toch in het slotduel komende zondag. Maar het is president Recep Tayyip Erdogan die 49,5 procent van de stemmen behaalde, tegen 44,9 procent voor zijn rivaal. Mede gezien de hoge opkomst heeft hij daarmee de meerderheid en dus uitzicht op een nieuwe ambtstermijn. De parlementaire meerderheid won zijn AKP-partij al.
Erdogans waarschijnlijke zege is bijzonder slecht nieuws voor de persvrijheid, de mensenrechten en de Koerdische minderheid in Turkije. Met deze uitslag bestendigt hij zijn persoonlijke macht – sinds 2003 in verschillende constitutionele rollen uitgeoefend – in beginsel tot in 2028. Een harde dobber voor de democratische oppositie, die zich succesvol verenigde, maar de steun voor de tegenstander onderschatte.
Ook Washington is ongelukkig met de afloop. De Amerikanen maken er geen geheim van dat ze de wispelturige Erdogan, een lastige Navo-bondgenoot, liever kwijt dan rijk zijn. Als presidentskandidaat bepleitte Joe Biden in 2019 dat de Verenigde Staten de Turkse oppositie zouden helpen ‘om Erdogan aan te pakken en te verslaan’: hij moest ‘een prijs betalen’ voor zijn autoritarisme.
Toch zijn er ook enkele kanttekeningen te plaatsen. Om te beginnen behoedt deze uitkomst Turkije voor het riskante scenario van postelectorale turbulentie. Van het soort dat de VS meemaakten op 6 januari 2021, toen de zittende president uit rancune zijn aanhang aanzette tot een coup–maardanineenlandmetzwakkere democratische instellingen. De grote vraag of in Turkije na 20 jaar Erdogan nog ruimte is voor geweldloze machtsoverdracht, blijft zo voorlopig open. De democratische oppositie, die tijdens deze campagne grote kracht en weerbaarheid toonde, heeft over vijf jaar een nieuwe kans. Tussen nu en dan kan veel gebeuren.
Diep ongemak
In andere opzichten bespaart een status quo in Ankara de Europese Unie veel hoofdbrekens. De bladzijde omslaan naar een nieuw hoofdstuk in de relatie vergt grote wilskracht, wellicht meer dan voorhanden is. Blijdschap over een oppositiezege zou in de Unie snel plaatsmaken voor lastige vragen op twee thema’s: EU-uitbreiding en migratie.
Wat het eerste betreft: het komt iedereen prima uit dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije volkomen tot stilstand zijn gekomen (zoals de lidstaten in 2018 zonder treurnis constateerden). Het diepe ongemak over een Turks lidmaatschap in landen als Frankrijk, Nederland, Oostenrijk of Griekenland dateert van ruim voor de autocratische wending die Erdogan vanaf 2013 inzette. Maar op grond van gerede democratische bezwaren sta je steviger om nee te zeggen dan met alleen de argumenten ‘moslimland’, ‘te groot’ of ‘geen zin meer’.
Omgekeerdzoueennieuwe,democratische, EU-gezinde regering in Ankara de Unie nopen tot positieve signalen, zoals nieuwe toetredingsgesprekken aanknopen, of visumliberalisering. Extra onpopulair in de context van de Russische oorlog, waarin de EU de handen al vol heeft met de beloften aan Oekraïne, Moldavië en de landen op de Westelijke Balkan. Vandaar dat een analist aan Politico zei: ‘Een democratisch Turkije is voor de EU een veel fundamenteler probleem.’
Syriërs, de zondebok
Ook wat migratie betreft zal hier en daar opgelucht adem zijn gehaald. Met Erdogan sloten de EU-lidstaten in maart 2016 het befaamde akkoord over opvang van ruim 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen. Dat verminderde de spanningen aan de Europese buitengrenzen op een moment van gesloten binnengrenzen en zorgen over extreemrechts. Maar in Turkije zelf verloor de deal afgelopen jaren
Het komt iedereen prima uit dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije volkomen tot stilstand zijn gekomen
aan draagvlak. De maatschappelijke inspanning is dan ook groot. De Syrische vluchtelingen werden de zondebok van de slechte economische situatie. De oppositie voerde campagne om hen terug te sturen, wat het EU-akkoord op het spel zou zetten. Erdogan daarentegen hield zich aan de afspraken (in tegenstelling tot sommige EUlidstaten, die minder asielzoekers voor vrijwillige hervestiging opnamen dan toegezegd).
Ten slotte: al sinds de Ottomaanse tijd balanceert Turkije tussen Europa en Rusland. Het land mag een lastige Navo-bondgenoot zijn, juist zo kan het – als sterke Zwarte-Zee-buur van beide strijdende partijen – bemiddelen in de oorlog. Volodimir Zelenski als Vladimir Poetin waarderen allebei hun persoonlijke band met de Turkse president. Mocht hij eind mei een mirakel verrichten, dan zou ook Kilicdaroglu die band met hen opbouwen. Hier overtroeft geostrategische continuïteit het kop of munt van de stembus.