Vanaf vrijdag geen verkiezingsgadgets of billboards meer: “Te betuttelend”
Geen reusachtige billboards in het straatbeeld, geen gadgets of telefooncampagnes, maar wel nog onlineadvertenties: de sperperiode legt de spelregels voor de verkiezingen vast. Politici klagen de betuttelende overregulering aan.
Vrijdag, exact vier maanden voor de verkiezingen, start de zogenaamde sperperiode. Het gaat in de eerste plaats om de wettelijke beperking van de campagne-uitgaven. Een rem zetten op die exploderende kosten was een van de doelen van de wet op de partijfinanciering uit 1989. Partijen zaten in een ratrace en waren steeds op zoek naar meer geld. Dat maakte ze vatbaar voor corruptie, bijvoorbeeld bij de aankoop van Agusta-helikopters.
Maar het begrip dekt ook een rist andere afspraken.
Voor de campagne: een miljoen euro
De sperperiode klikt het maximumbedrag dat partijen mogen uitgeven aan verkiezingspropaganda vast op een miljoen euro, ongeacht het aantal verkiezingen dat er op dezelfde dag plaatsvinden. Dat miljoen euro slaat alleen op uitgaven ten dienste van de partij. In tegenstelling tot de partijfinanciering wordt dat bedrag sedert twintig jaar niet geïndexeerd. De eigenlijke campagnes worden zo goedkoper, partijen spenderen steeds meer geld buiten de sperperiode.
De sperperiode legt ook de bedragen vast die de kandidaten zelf mogen uitgeven. In sommige gevallen mag die worden aangevuld met een variabel deel op basis van de vorige uitslag. Partijen mogen zowat een kwart van dat eigen miljoen spenderen aan individuele topkandidaten. Dat impliceert dat Open VLD het recht had om Sihame El Kaouakibi financieel te steunen, iets waarover twee jaar geleden flink wat heisa ontstond.
Voor de partijen: geen billboards, wel raamaffiches
Niet alle campagnetechnieken zijn toegelaten. De tijd dat er heuse verkiezingskaravanen door de straten reden of publieke plaatsen overspoeld werden met billboards van 20 vierkante meter, ligt al even achter ons. Commerciële reclameborden zijn verboden. Niet-commerciele varianten (de ‘tuinborden’) zijn beperkt tot vier vierkante meter.
Heel wat politici klagen de betuttelende overregulering aan. Het maximumbedrag ligt vast, waarom krijgen partijen dan niet de vrijheid om het naar goeddunken uit te geven? Zeker in de steden krijg je zo nog weinig te zien van de campagne. Enkel raamaffiches en de door de steden officieel geplaatste aanplakborden bieden nog soelaas.
Zijn verder niet toegelaten: de verkoop of het uitdelen van gadgets (diverse partijen sluiten daarom tijdelijk hun webwinkel), het voeren van commerciële telefooncampagnes en het kopen van spots op radio, televisie en in de bioscopen. Campagnes op sociale media – de regelgeving dateert uit het presocialemediatijdperk – zijn wel toegelaten. De kosten vallen vanaf 9 februari onder dat plafond van een miljoen euro. De regel zet partijen ertoe aan om vooral buiten de sperperiode te adverteren.
Eerder deze week maakte de PVDA wat stennis, omdat Groen met een bestickerde bus rondrijdt. Al de stickers samen overstijgen de beperking van vier vierkante meter. De bevoegde Kamercommissie boog zich over de zaak en gaf de PVDA – die haar busactiviteiten vanwege de sperperiode had stopgezet – gelijk. Diezelfde commissie vond verder dat projecties op gebouwen, zoals Vooruit onlangs deed, om dezelfde reden (meer dan vier vierkante meter) uit den boze zijn.
Voor ministers: geen belastinggeld voor imagebuilding
Minder bekend is dat ook ministers (en parlementsvoorzitters) zich vanaf 9 februari aan regels moeten houden. Een protocol, gebaseerd op de wetgeving rond de regeringsmededelingen, werd daarvoor in november afgesloten en geldt voor alle excellenties in alle regeringen. Het uitgangspunt is dat ministers hun imago en dat van hun partij niet stiekem mogen opkrikken met belastinggeld.
Depersonaliseren is de basisregel, alleen de functie mag worden vermeld. Ministers mogen bijgevolg hun portret niet lenen aan officiële overheidscommunicatie (webstekken, brochures, boeken). Persconferenties en -berichten moeten zakelijk zijn en gaan over het beleid van de regering of de minister, niet over de partijstandpunten of het verkiezingsprogramma. Vanaf twee maanden voor de verkiezingen kunnen regeringsmededelingen alleen in dringende gevallen.
Voor de audiovisuele media: zelfregulering
In de audiovisuele media gaat het om zelfregulering. In Vlaanderen bestaan er geen officiële richtlijnen. Bovendien start de sperperiode later. Bij de VRT begint ze acht weken voor de verkiezingen (15 april). Vanaf die datum mogen politici alleen optreden in het “informatief aanbod dat onder de redactionele bevoegdheid valt van de hoofdredactie” van de nieuwsdienst.
Van VTM komt er voorlopig geen duidelijkheid. In 2019 startte de commerciële zender zijn sperperiode zes weken voor de verkiezingsdag, waarbij politici alleen in nieuwsuitzendingen en “entertainmentprogramma’s met grote maatschappelijke waarde” mochten opduiken.
Play kent geen sperperiode. Volgens de zender is dat ook niet nodig, omdat hij niet over een dagelijkse nieuwsuitzending beschikt. Dat maakt elke “verwarring onmogelijk”. Bovendien ligt Antwerps lijsttrekker Jinnih Beels (Vooruit) al uit Expeditie Groenland. Het actuaprogramma De tafel van Gert blijft alvast politici uitnodigen.
In de Franse Gemeenschap vaardigde de Conseil Supérieur de l’Audiovisuel een reglement uit dat
Politici klagen: het maximumbedrag ligt vast, waarom krijgen partijen dan niet de vrijheid om het naar goeddunken uit te geven? Zeker in een stedelijke omgeving haalt dit alles de campagne uit het straatbeeld
op 9 februari ingaat. Het geldt voor alle audiovisuele media, inclusief podcasts. Boodschappen die gelinkt kunnen worden aan een kandidaat of een partij, mogen niet langer worden uitgezonden.
De verkiezingsberichtgeving in Franstalig België moet een herkenbare plek krijgen in de diverse programma’s. De Raad vraagt om de diverse partijen evenwichtig aan bod te laten komen. Er kan worden bericht over partijen die “de democratische waarden niet respecteren”, maar dat mag nooit in een rechtstreekse uitzending.