Waarom staan onze dikke tenen aan de binnenkant van onze voeten?
Bonobo’s en chimpansees slingeren van tak naar tak. Hun capriolen danken ze aan de bijzondere anatomie aan de uiteinden van hun ledematen: hun duimen zijn opponeerbaar. Dat betekent dat ze er de andere vingers van dezelfde hand mee kunnen aanraken en een grijpbeweging kunnen maken. Ze kunnen er ook priegelwerkjes mee doen, zoals luizen pluizen. De dieren delen die eigenschap met de meeste andere primaten. Ook met mensen. Zonder opponeerbare duimen hadden wij geen gereedschap kunnen maken of boeken kunnen schrijven.
Afrollen langs de binnenzijde
Maar bij mensen zijn alleen de handen uitgerust met die biologische kunststukjes. Onze voeten zien er wat rudimentair uit, met die lompe grote tenen. Slechts heel af en toe lukt het iemand om er een penseel mee te hanteren en ermee te schilderen. Mensen gebruiken hun voeten toch vooral om mee te lopen. Met die functie in gedachten is de anatomie van onze voeten niet zo verwonderlijk, vertelt zoöloog en biomechanicus Kris D’Aout, verbonden aan de Universiteit Antwerpen en de Universiteit van Liverpool.
“De dieren waarvan wij afstammen slingerden ook van tak naar tak, en ook zij beschikten over opponeerbare tenen aan hun voeten”, vertelt D’Aout. “Die eigenschap ging verloren toen we de grond verkozen boven de bomen.”
Hiermee is natuurlijk nog niet gezegd waarom wij (en apen) vijf tenen hebben. Waarom niet vier of zes? En waarom moet de grote teen per se aan de binnenkant van de voet zitten?
“Er zijn een hoop vragen waar we het antwoord waarschijnlijk nooit op zullen krijgen. Maar wat we wel weten, is dat we onze voeten iets meer langs de binnenzijde van de voet afrollen als we lopen. Aan die kant moet de teen het sterkst zijn. En dat is nu dus ook het geval.”
Met klauwen
De evolutie had in principe vele kanten op kunnen gaan, inclusief een grote teen aan de buitenkant, maar zo is het nu eenmaal niet gelopen. De evolutie is een opeenstapeling van toevalligheden en selectie. Zij borduurt voort op bouwtekeningen die werken.
Voor de start van die opeenstapeling gaan we ver terug in de tijd. Voeten met tenen zijn meer dan driehonderd miljoen jaar geleden ontstaan uit stevig gebouwde vinnen van vissen.
“Onder de eerste vierpotige landdieren die rondkropen zat veel variatie in het aantal tenen. Wel was het zo dat de tenen lange tijd redelijk gelijkaardig bleven. Bij reptielen is dat nog steeds zo. De meeste reptielen hebben aan elke voet lange dunne tenen die sterk op elkaar lijken. De vroege zoogdieren hadden vijf vrijwel identieke tenen met klauwen. In de loop van de evolutie zijn sommige zoogdieren tenen kwijtgeraakt – denk bijvoorbeeld aan het paard.”
Met klauwen als pikhouweeltjes konden dieren goed in bomen klimmen. Volgens wetenschappers verloren de voorouders van primaten hun klauwen. Ze kregen er nagels voor in de plaats. Het verlies aan grip werd gecompenseerd door een andere truc: grijpen met beweeglijke duimen en grote tenen.
In elk vakje komt een 0 of een 1 te staan. Het aantal nullen en enen is op elke regel gelijk en nergens staan meer dan twee nullen of enen naast of onder elkaar.