Diploma lager onderwijs halen was nooit minder evident
Het aantal kinderen dat géén diploma haalt in de lagere school is in zes jaar tijd bijna verdubbeld. Daardoor is er voor sommige kinderen gewoon geen plaats meer in de B-stroom.
In de middelbare scholen voelen ze het al langer in de inschrijvingscijfers van de B-stroom: het aantal kinderen dat geen diploma – officieel: getuigschrift – van de lagere school op zak heeft, neemt toe. In Antwerpen is de situatie zo ontspoord dat er voor sommige kinderen gewoon geen plaats meer is. “In 2B zijn een twintigtal leerlingen pas half november kunnen starten omdat we dan pas extra klassen hebben kunnen inrichten”, zegt Dirk Lenaerts, algemeen directeur van het Sint-Agnesinstituut. “In 1B lukte het nog net, maar het water staat ons daar ook aan de lippen.”
Wie geen diploma van de lagere school heeft, kan alleen terecht in het eerste middelbaar B. Vandaaruit stromen de meesten door naar het beroepsonderwijs. Een overstap naar het aso is mogelijk, maar eerder zeldzaam. In het schooljaar 2017-2018 waren er ruwweg 2.600 kinderen die na het zesde leerjaar geen getuigschrift hadden. Vorig schooljaar was dat aantal al gestegen naar zo’n 4.800.
Bovendien vertellen die cijfers niet het volledige verhaal. Er is een groeiende groep leerlingen die al in het vierde of vijfde leerjaar naar 1B gaat. Dat mag automatisch wanneer ze 12 jaar zijn. Volgens een schatting op basis van cijfers in 2018 ging het toen om 3,6 procent van de leerlingen uit beide leerjaren. “Dat creëert een bijzonder uitdagende situatie voor middelbare scholen”, zegt onderwijsonderzoeker Katrijn Denies (KU Leuven). “Sommige kinderen die in 1B terechtkomen kunnen amper begrijpend lezen.”
Een deel van de stijging is te verklaren door nieuwe regels. Zo moesten leerlingen mét een diploma sinds 1 september 2018 verplicht naar 1A, en konden ze dus niet kiezen om toch naar 1B te gaan. Scholen sprongen daarom voorzichtiger om met het uitdelen van diploma’s. Intussen is die regel weer veranderd.
“Dit is het zoveelste signaal dat ons onderwijs niet is aangepast aan de huidige realiteit” Martin Valcke Professor onderwijskunde UGent
Onderwijs niet aangepast
Toch is er volgens experts meer aan de hand. Zo spelen leerproblemen bij kinderen zeker een rol. Bovendien neemt het aantal kinderen dat thuis geen Nederlands spreekt almaar toe. “Dit is het zoveelste signaal dat ons onderwijs niet is aangepast aan de huidige realiteit”, zegt professor Onderwijskunde Martin Valcke (UGent). “Dan heb ik het vooral over de taalproblematiek. Wij blijven dat aanpakken door anderstaligen samen met andere kinderen in één klas te zetten, met een zorgleerkracht die hen één of twee uurtjes per week begeleidt. Dit kan zo niet meer verder. Zij moeten veel intensiever ondergedompeld worden in de schooltaal.”
Ook minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) hamert al de hele legislatuur op het belang van Nederlands. “Er zijn ongetwijfeld veel verklaringen, maar allicht is de snelle toename van het aantal leerlingen met een andere thuistaal hier niet vreemd aan”, zegt hij. “Je kunt het getuigschrift ook niet cadeau geven: je moet het echt verdienen. Als we gaan voor onderwijskwaliteit, dan moeten we ook in het basisonderwijs een lat leggen.”
De vraag is of die lat nu wel hoog genoeg ligt. Volgens verschillende experts zou het aandeel kinderen zonder diploma eigenlijk nog hoger moeten liggen. Toch als je kijkt naar de peilingsproeven, toetsen die de Vlaamse overheid regelmatig organiseerde om na te gaan in welke mate leerlingen de eindtermen behalen. Voor 6 van de 21 wiskundetoetsen die zesdejaars in 2021 aflegden, behaalde hooguit de helft van de leerlingen de minimumdoelen. Voor lezen slaagde in 2018 nog 84 procent van de kinderen tegenover 92 procent in 2013. “Als je het aantal leerlingen met een getuigschrift vergelijkt met het aantal dat deze eindtermen haalt, denk ik dat de lat inderdaad soms wat te laag wordt gelegd”, zegt Denies.