De N-VA op tournee: “Kentering in onderwijs nog niet heel helder”
Bart De Wever en Ben Weyts bespreken op tournee het Vlaamse onderwijs. De N-VA legt een grotere verantwoordelijkheid bij de ouders. “Ook na halfvier moeten kinderen met Nederlands in aanraking komen.”
Na passages in Leuven, Diepenbeek, Meise en Gent stopte Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) maandagavond met zijn reeks ‘Ben bij de les’ in Edegem. Daar was veel interesse voor. Vooral omdat ook Antwerps burgemeester en N-VA-voorzitter Bart De Wever kwam spreken. Met anekdotes over de “ergste zottigheden” uit het beleid van voormalig minister van Onderwijs Pascal Smet (Vooruit) kreeg hij het relatief oude publiek onmiddellijk op zijn hand. Drie conclusies uit hun terug- en vooruitblik op het onderwijs.
1 Complexer dan gedacht
Met grote ambities kwam de N-VA in 2019 aan het roer van het Vlaamse onderwijs. In de aanloop naar de verkiezingen had de partij die post geclaimd door scherp uit te halen naar de ‘pretpedagogie’, de nivellering in het onderwijs en de erosie van de kwaliteit. Vooral het katholiek onderwijs, en bij uitbreiding het middenveld, moest het ontgelden.
Aan het einde van de legislatuur is de toon opmerkelijk zachter. “Talent oogsten is een veel complexere aangelegenheid geworden dan toen ik een kind was”, aldus De Wever. “Kinderen hebben niet minder talent, maar er is veel veranderd in de omgevingsfactoren.” Hij ziet en hoort het dagelijks. De Wever heeft vier schoolgaande kinderen en zijn vrouw is zijinstromer. Tussen de regels was de analyse: excellentie is en blijft het doel voor de N-VA, maar de weg ernaartoe is bijzonder hobbelig.
De Wever voegde daaraan toe dat “de kentering nog niet heel helder is” en dat veranderingen doorvoeren “niet evident” is. “Wie een tanker een graad keert, ziet dat niet na één jaar. Maar over honderd jaar is de koerswijziging helder. De minister doet zijn stinkende best.”
Ook Weyts leek zich onmiddellijk te verdedigen tegen het ‘Is het dat maar?’-gevoel. “Je hebt als minister veel minder te zeggen dan de titel doet vermoeden”, stak hij zijn meer dan twee uur durende uitleg van wal. Behalve op de verschillende crisissen wees hij op enkele bijzonderheden. “Er is een grote onderwijsvrijheid, die ook door de hoven ver wordt opgerekt (een verwijzing naar de procedure rond de eindtermen, red.), er is de verregaande decretalisering en als minister heb je weinig zicht op timing.”
De minister was opvallend zacht voor de onderwijskoepels en de vakbonden. Hij benadrukte meermaals het belang om bruggen te bouwen. “Ik besef dat iedereen met de allergrootste zorg met onderwijs bezig is.” Even later sprak hij zelfs “een ode aan de sociale partners” uit.
Jaloers op Singapore
De N-VA heeft een nieuwe invalshoek gevonden voor de Pisa-resultaten. Weyts herhaalde in zijn presentatie uiteraard dat de cijfers keer op keer naar beneden gaan, en dat de Vlaams-nationalisten als eersten de onderwijskwaliteit boven aan de agenda hebben gezet. Daar is politiek weinig discussie over, die eer komt hun toe. Maar toen kwam er een nieuwe slide over Pisa. En die is gekoppeld aan het migratievoorstel van de partij.
Want wat merkt Weyts op? In Vlaanderen scoren leerlingen met een andere thuistaal lager dan het gemiddelde. Dat is zeker zo bij de eerste generatie nieuwkomers, en in mindere mate ook bij de tweede generatie. Maar dat is niet overal het geval, ziet de N-VA. In sommige landen, zoals Singapore, Canada en Nieuw-Zeeland, scoren anderstalige nieuwkomers hoger dan de gemiddelde leerling. Volgens de partij iets om jaloers op te zijn.
De landen hebben een gemeenschappelijke deler, zegt Weyts. “Het zijn landen met een selectieve migratie, waar integreren verplicht is. Ik zeg dus: stop de ongebreidelde migratie en selecteer wie welkom is.” Hij benadrukt dat het “geen antimigra
“Hoe meertaliger de samenleving wordt, hoe Nederlandstaliger onderwijs moet zijn”
Ben Weyts
Vlaams minister van Onderwijs (N-VA)
tieslide is”, maar een verschuiving van de focus naar “positieve migratie”.
3 Geen Nederlands? Lagere schooltoelage
De N-VA wil in de volgende legislatuur de controle over onderwijs behouden. Weyts verwees naar de Praagse Lente in 1968. “In acht maanden tijd was die lente alweer gepasseerd. Dat mogen we met het Vlaamse onderwijs niet laten gebeuren.” Geen enkele keer liet hij zijn eigen naam vallen als mogelijke minister.
Continuïteit garanderen is de grootste ambitie van de N-VA. Van nieuwe recepten of inzichten is er voorlopig weinig sprake in de verkiezingscampagne. De twee grootste uitdagingen, volgens Weyts, zijn – weinig verrassend – het lerarentekort en de onderwijskwaliteit. De grootste speerpunten: de focus op essentie en op excellentie.
De onderwijskwaliteit wil de partij verbeteren door nog meer centrale toetsen in het leven te roepen. Dit jaar worden voor het eerst alle kinderen in het vierde leerjaar en tweede jaar secundair getest op wiskunde en Nederlands. Voor de N-VA mag dat nog breder gaan. De partij wil bij goede resultaten een voordeel toekennen aan de scholen: ze mogen financiële middelen vrijer besteden.
De grootste focus moet voor de N-VA op taal liggen, meer bepaald het Nederlands. De scholen moeten hun beleid verscherpen, vindt Weyts. De kerngedachte: “Hoe meertaliger onze samenleving wordt, hoe Nederlandstaliger het onderwijs moet zijn.” De partij legt daarbij een grotere verantwoordelijkheid bij de ouders. Het eerdere ballonnetje van Weyts om op de schooltoelage van ouders te beknibbelen als ze hun kind geen Nederlands aanbieden, is een speerpunt geworden.
“We kunnen geen fiscale cadeaus geven aan ouders die hun kinderen toekomstkansen ontnemen”, klinkt het. “Ook na halfvier moeten kinderen met Nederlands in aanraking komen. Dat kan via Ketnet, Nederlandstalige boekjes of het verenigingsleven. We kunnen toch wel vragen om als ouder een inspanning te doen, en ook de taal te leren die in ons onderwijs gesproken wordt?”
De Wever greep terug naar zijn persoonlijke herinneringen om de verantwoordelijkheid van de ouders ook op een ander vlak te benadrukken. “Voor mijn vader had de school altijd gelijk. En zelfs als de school ongelijk had, was het toch een goede les voor mij geweest. Als ik een tekort had, voor wiskunde was dat weleens het geval, dan was het oudercontact niet het leukste moment. Vandaag is dat veranderd. Het zijn niet de kinderen die bang zijn voor de reactie van de ouders, het zijn de leerkrachten die schrik hebben van de ouders. Dat is lichtzinnig en zelfs buitenzinnig.”