Wat als je een ‘wat als’-denker bent?
Oh, wat als die ene chauffeur een paar minuten vroeger over die ingestorte brug in Baltimore was gereden? Wat als ik nooit verhuisd was? Hoe anders was het leven dan gelopen? ‘Wat als’-denken, het is zo verleidelijk en zo zinloos.
Bent u een ‘ wat alser’? U kent ze wel, die kronkeling van de geest die “wat is” en “wat had kunnen zijn” naast elkaar zet en tegen elkaar afweegt: wat had er anders kunnen lopen? Ik wel. Noem me gerust een hopeloze wat alser, gedreven door een eindeloze fantasie. Hoe zou het leven eruitzien als ik op dat ene punt iets anders had gezegd, gedaan of niet gedaan? Wat als we bij die bergtrekking in Spanje onlangs toch dat paadje hadden genomen waarover we een doen-of-niet-doendiscussie hadden? Zou mijn reisgezel dan, zoals nu bij het eerste paadje gebeurde, ook haar voet gebroken hebben?
Het zijn gedachten die ook opduiken bij het nieuws. Bij het verhaal over de reconstructie van het dodelijke ongeval van Mehdi Bouda bijvoorbeeld, de
zeventienjarige jongen die in 2019 aangereden werd door een politiewagen. Wanneer ik lees dat hij op het laatste moment twijfelde of hij bovengronds of ondergronds het station zou inlopen, maar het toch bovengronds deed. Wat als? Wat als?
Ach, logisch dat het een dankbaar dramading in films is. Sliding doors – die film met Gwyneth Paltrow – is erop gebouwd: hoe haar leven compleet verandert doordat ze nipt de metro naar huis mist. En wat als in de film Past lives Nora’s familie niet naar Canada geemigreerd was? Hadden zij en Hae Sung dan een leven samen gehad? Of het begin van Hable con ella, de film van Pedro Almodóvar, waarin een samenloop van toevallige en minder toevallige factoren maken dat net op dat ene fatale moment de danseres en de auto met elkaar in contact komen, waarna zij in een coma belandt.
Op minstens tien punten hadden de dingen anders kunnen lopen, waardoor het ongeval niet gebeurd zou zijn. Die aaneenschakeling van op het eerste gezicht banale beslissingen – teruglopen om een vergeten sleutel te halen bijvoorbeeld – maakt natuurlijk ook dat je als kijker bijna persoonlijk in dat hele melodrama van wat alsjes meegesleurd wordt. Simpelweg omdat het herkenbaar is en je vanuit je stoel al begint mee te stressen in termen van ‘had ie maar dit’.
Je wordt er niet blij van
Counterfactual thinking, zo heet dat dan, tegenfeitelijk denken, zeg maar. Het is een bizarre tic die het leven net lastiger dreigt te maken. In het konijnenhol waar ik met mijn ‘wat als’-gesurf belandde, zag ik een cartoon passeren met een miezerig mannetje dat zich exact deze vraag stelt: “Misschien was ik gelukkiger geweest als ik niet begonnen was met dat tegenfeitelijk denken.” Want dat is het ook: het is verleidelijk om dat soort dingen te denken, maar worden we beter van denken aan een niet-reële werkelijkheid? Verder in mijn rabbit hole stoot ik op de theorie van de 17de-eeuwse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz die neerkomt op de gedachte dat er een oneindig aantal versies van onze wereld bestaan, en dat we zelf in de beste versie leven.
Het is een gedachte waarop je kan doordenken. Bestaan die parallelle werelden dan echt (zoals in Back to the future)? En waar kan ik die vinden? En hoe is het daar dan? Maar we vergeten dat we ook in die parallelle wereld niet alle variabelen kennen. We denken dat alleen dat ene dingetje anders zou lopen en daardoor alles een alternatieve richting uitgaat, maar wie weet, was er dan ook weer iets anders tussengekomen. Had er op dat andere bergpad op onze trektocht in Spanje misschien een woeste wilde hond rondgedoold? Het enige wat we wel zeker weten, is hoe de dingen nu gelopen zijn, met de keuzes die we wél gemaakt hebben en de stommiteiten die we wél begaan zijn. Een mindfuck. Erover blijven speculeren kan misschien wel leuk zijn voor even, maar het is vooral zinloos.
De survival van de ‘wat alser’
“Achteruitpiekeren”, noemt Filip Raes het. Hij is psycholoog (KU Leuven) en schreef het boek Morgen stop ik met piekeren. “Bij dat achteruitpiekeren blijf je dus extreem doordenken over dingen die achter de rug zijn en waar je niets meer aan kunt veranderen. ‘Had ik maar dit, had ik maar dat’, van ongevallen tot relaties die op de klippen lopen. Het listige is dat ons piekerbrein ons inpepert dat dat achteruitkijken nuttig is, omdat we zo lessen zouden leren voor de toekomst en niet opnieuw dezelfde fouten zouden maken. Uiteindelijk heeft het allemaal wel te maken met een evolutionaire overlevingsgedrag, met pogingen om zo veel mogelijk bedreigingen uit te schakelen en niet meer te laten terugkomen.”
Klinkt goed. Op papier. Want in de praktijk zijn er ook neveneffecten.
Raes: “We riskeren dat we blijven herkauwen, rondjes draaien in ons hoofd en zo vastlopen, waardoor allerlei vervelende gevoelens alleen maar worden aangewakkerd.” Dan kan het best wel problematisch worden. “Niet iedereen is er even vatbaar voor”, zegt Raes nog. “Sommige mensen doen het meer dan anderen, omdat ze het verleden niet kunnen laten rusten, of omdat ze te veel bezig zijn met angsten en het dwangmatig willen oplossen van al wat fout ging of kan gaan. Er zit zeker ook iets neurotisch aan.”
Over neurotisch gesproken: zelf ben ik ook keigoed in vooruitpiekeren: “wat als mijn paspoort niet meer in de kast ligt? En o jee, ik moet zaterdag het vliegtuig nemen!” Dat gaat zelfs zo ver dat de gedachte alleen al me hartkloppingen en zweethanden bezorgt.
“In zo’n geval moet je vooral niet proberen om de gedachtestroom tegen te houden, want dat lukt toch niet”, zegt Raes. “Je kan de drammerige gedachten blijven horen, maar proberen om er niet meer naar te luisteren. Dat kan door het mechanisme onder ogen te zien, hoe we onszelf wijsmaken dat piekeren nuttig is omdat wij als mens nu eenmaal het verlangen hebben om gelukkig te zijn en niet te veel af te zien. Aan mensen die te veel zorgelijk wat als’en over hun kinderen durf ik bijvoorbeeld te zeggen: de enige manier om dat niet meer te doen is je kinderen niet meer graag te zien.”
Uiteindelijk komt het, als je kijkt naar het nu, het verleden en de toekomst, toch neer op die ene volkswijsheid: het is wat het is. We hebben gedaan wat we gedaan hebben. In die visie hebben we er tenminste zelf nog een hand in gehad. Want een stuk fatalistischer klinkt it’s meant to be, zoals ze in melige Hollywoodfilms wel eens declameren.
Het enige wat we zeker weten, is hoe de dingen nu gelopen zijn, met de keuzes die we wél gemaakt hebben. Daarover blijven speculeren is vooral zinloos