De leider die te vaak lijdend voorwerp was
Jan Jambon keek lijdzaam toe hoe de Vlaamse regering ten onder ging aan profilering. Hij wist zijn regering niet te verkopen en ook niet te beheersen.
“Jan zaagt dikke planken, maar de fijne afwerking is niet zijn ding.” Eind 2021 viel N-VAvoorzitter Bart De Wever te betrappen op een zeldzaam moment van kritiek op zijn minister-president in De Tijd. Hij was nog maar twee jaar bezig, maar toen al rezen er vragen bij zijn aanpak. In volle coronacrisis liep hij vaak achter de feiten aan en communiceerde hij ronduit beroerd. “Hij werkt zich in de problemen met zinnetjes die ruimte laten voor een verkeerde interpretatie of overbodig zijn”, stelde ook De Wever vast.
Het blunderboek van Jambon was toen al vrij omvangrijk. Hij wist zogezegd niets over de zaak-Chovanec tot hij het tegendeel moest opbiechten, hij opperde dat asielzoekers een huis konden kopen van het kindergeld dat ze kregen en stelde dat preventieve gezondheidszorg een federale bevoegdheid was – de coronacrisis zou hem verlossen van dat misverstand. Jambon biechtte, live op televisie, op dat hij zijn chauffeur soms te snel laat rijden. En ook in stilte wist de minister-president zich in nesten te werken: tijdens de bespreking van het Vlaamse regeerakkoord speelde hij een spelletje op de smartphone.
Dat kon allemaal nog afgedaan worden als illustraties van een onbehouwen stijl, iemand die vooral “dinges” loopt te zeggen in de politieke cartoons van Erik Meynen. “Aan een onderhandelingstafel akkoorden sluiten ligt hem beter”, oordeelde De Wever eind 2021 nog.
Alleen zou Jambon het ook als manager lastig krijgen. Eind 2021 duikt plots het stikstofspook op, zonder enige afspraak daarover in het regeerakkoord maar met diametraal tegenovergestelde visies tussen CD&V en N-VA. Zo’n conflict is altijd de lakmoesproef van leiderschap. En helaas, Jambon krijgt het dossier al die jaren maar niet ontmijnd binnen zijn eigen regering. Zelfs zijn eigen partijgenoot Zuhal Demir profileert zich ten koste van hem.
In die saga zakte Jambon als regeringsleider echt door het ijs toen hij in het Vlaams Parlement verklaarde dat er een consensus was binnen de Vlaamse regering, terwijl dat allerminst zo was. CD&V had zich maar te schikken. Die provocatie was een minister-president en de grootste partij binnen de regering onwaardig. Bovendien mislukte de powerplay en zette Crevits Jambon in zijn hemd over de manier waarop CD&V “tegen de muur” gekwakt werd. Tot overmaat van ramp verloor de regering elk draagvlak bij de boeren zelf. Het overschaduwde ook alle dossiers waarmee Jambon liever wilde uitpakken: de canon, Flanders Technology & Investment en vooral het bredere cultuurbeleid, waar Jambon de aanvankelijke scepsis wist om te buigen naar een brede appreciatie voor de budgetten die hij vrijmaakte.
De meest gestelde vraag over Jambon deze regeerperiode was of hij het zelf nog allemaal wel graag doet. “Sterke Jan” werd gaandeweg “sterkte, Jan”. Het is veelzeggend dat de N-VA de campagne ingaat zonder Jambon vol naar voren te schuiven als kandidaat-minister-president. Gezien de peilingen wil de partij zich nederig opstellen. Dat is een vriendelijke manier om te zeggen dat er interne grote twijfels zijn bij het potentieel van Jambon, straks aan de stembus en vervolgens op het Martelaarsplein. Een verlengd verblijf daar is hoogst onzeker.