Links- of rechtshandig: meer dan gewoon toeval?
Toeval speelt een grote rol bij de ontwikkeling van links- of rechtshandigheid als embryo. Maar specifieke eiwitdraden geven een beslissend duwtje, suggereert onderzoek.
Er zijn nieuwe aanwijzingen voor het verband tussen links- of rechtshandigheid en de vorming van microtubuli in menselijke cellen. Microtubuli zijn eiwitdraden die het ‘geraamte’ van een cel vormen. Ze zijn ook betrokken bij celdeling en het vervoer van stoffen door de cel.
Een team van hersenonderzoekers onder leiding van Clyde Francks (Max Planck Instituut, Nijmegen) heeft nu ontdekt dat bepaalde zeldzame varianten in een gen voor microtubuli (TUBB4B) veel vaker bij linkshandigen voorkomen dan bij rechtshandigen. Sommige varianten komen zelfs alleen bij linkshandigen voor. Het onderzoek gebeurde met behulp van de UK Biobank (met de DNAgegevens van bijna 40.000 linkshandigen en ruim 310.000 rechtshandigen). Het werd vorige week in het vakblad Nature Communications gepubliceerd.
De nu gevonden genvarianten spelen geen grote rol in de erfelijkheid van linkshandigheid. In een e-mail legt Francks uit dat ze maar bij één op de duizend linkshandigen voorkomen. De conclusies bevestigen wel dat er een verband is met de microtubuli, en daar gaat het om. In eerder genetisch onderzoek naar linkshandigen doken die verbanden met microtubuli ook al op. In het grootste genetische onderzoek tot nu toe (met 200.000 links- en 1,1 miljoen rechtshandigen) bleek dat bij zeker 8 van de 41 genen die relevant zijn voor linkshandigheid de microtubuli een rol speelden.
Die uitkomst is ook van belang voor het onderzoek naar andere verschillen tussen de hersenhelften. “De verschillende ontwikkeling van de hersenhelften begint al vroeg in de embryonale ontwikkeling, toeval speelt daarbij een grote rol, maar het mechanisme erachter is nog altijd niet bekend”, aldus Francks.
‘Handig’ voor tennissers
Een voorkeur voor de linker- of rechterhand is het bekendste voorbeeld van hersenasymmetrie. Bij linkshandigen is de handaansturing door de rechterhersenhelft dominant, bij rechtshandigen is het juist de linkerhersenhelft. Wereldwijd is naar schatting 10 procent van de mensen linkshandig, veel verschillen per cultuur zijn er niet. Er is ook een verband met bijvoorbeeld autisme, parkinson en schizofrenie, wat iets vaker bij linkshandigen voorkomt.
De meeste linkshandigen zijn volstrekt gezond, maar als er geen enkel nadeel aan linkshandigheid verbonden was, zou je verwachten dat de helft van de bevolking linkshandig zou zijn, schreef een onderzoeker onlangs in een grote review. Francks zegt daarover: “In bepaalde sporten – zoals tennis – kan het wel een voordeel zijn, omdat de tegenstander gewend is aan rechtshandige opponenten. Er zijn verhaaltjes dat linkshandigen minder of juist meer creatief of kundig zouden zijn dan rechtshandigen, maar daarvoor heb ik nooit echt bewijs gezien.”
Het verschil in handvoorkeur is niet erg erfelijk bepaald. Uit tweelingonderzoek blijkt dat het verschil in links- en rechtshandigheid voor ongeveer 25 procent een genetische oorzaak moet hebben. Verschillen in de rechts-linksontwikkeling bij mensen ontstaan in het vroege embryo. Al bij tien weken is op prenatale echo’s te zien of een kindje bij voorkeur zijn linker- of rechterarm beweegt.
“Rechtshandigheid is de standaardontwikkeling, die genetisch wordt aangestuurd”, zegt Francks. “We denken dat de meeste linkshandigen hun handvoorkeur danken aan toevallige variaties tijdens de embryonale ontwikkeling, door willekeurige fluctuaties van bepaalde stoffen in bepaalde fases van de breinontwikkeling.”
Taalcentrum
Hoe microtubuli de rechts-linksontwikkeling beïnvloeden is nog onduidelijk, maar mogelijk speelt hun invloed op de asymmetrie binnen een cel een rol. Die linksrechtsverdeling in een cel kan weer invloed hebben op de vorming van het weefsel waarvan de cel onderdeel is. Ook speelt mogelijk een rol dat de microtubuli in de cel verbonden zijn met cilia. Dat zijn dradige organellen op het celoppervlak die de vloeistof buiten de cel in beweging kunnen brengen, met mogelijk effect op de asymmetrie tijdens de groei van het embryo.
Het is niet zo dat linkshandigheid onherroepelijk samenhangt met allerlei andere symmetrieverschillen in het lichaam, al is er bij linkshandigen wel veel meer variatie in links-rechtsverdeling in het brein dan bij rechtshandigen. Vaker dan bij rechtshandigen ligt bijvoorbeeld het taalcentrum bij linkshandigen niet in de linkerhelft, maar in de rechterhelft, maar standaard is dat zeker niet.