Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Ik wil niet meer aanmoddere­n”

Afscheidne­mende ROB PEETERS start straks in zijn favoriete Koksijde aan zijn laatste Belgisch kampioensc­hap

-

H ij is het muug. Zo zeg je dat in de Kempen als je het beu bent. En Rob Peeters is het beu. Daarom dat hij er straks, op zijn 32e, een streep onder trekt als veldrijder. Maar niet voordat hij zondag nog één keer een Belgische kampioensc­hap mag meemaken op het parcours waar hij zijn mooiste dag beleefde. Koksijde 2012, toen hij zilver pakte op het WK. Sindsdien is er veel veranderd. Te veel. “Ik rijd sneller dan toen”, zucht hij. “Maar nu moet ik krabben om in de top tien te rijden.”

Of we het een beetje ‘deftig’ willen opschrijve­n, vraagt Rob Peeters aan het eind van het interview. “Ik wil straks niet herinnerd worden als de man van het eeuwige zagen en klagen.” Want, benadrukt hij oprecht: “Uiteindeli­jk heb ik heel veel te danken aan het veldrijden. Ik ben zelfs heel content dat ik voor het BK nog één keer naar Koksijde mag. Het WK daar zes jaar geleden blijft dé wedstrijd waarvoor de meeste mensen mij zullen herinneren. Met een heel schoon parcours.”

Dat laatste beklemtoon­t Peeters niet toevallig. Als hij op het einde van dit seizoen afscheid neemt van het veldrijden zal hij elf

jaar prof geweest zijn. Altijd bij ploegen met de nodige renommee: Landbouwkr­ediet, Telenet - Fidea, de laatste jaren bij Vastgoedse­rvice. Een carrière in de betere subtop. Maar de jongste jaren had Peeters er steeds minder plezier in. Door de mindere resultaten. Maar ook en vooral door de aard van die moderne omlopen. Het was, zegt hij onomwonden, de reden waarom hij in oktober even plots als onverwacht zijn afscheid aan- kondigde.

Peeters: “Mijn emmer liep over. Het seizoen was volop bezig en we kregen het ene supersnell­e parcours na het andere. Dat had niets meer met cross te maken. Daar had en heb ik simpelweg geen goesting meer in.”

Je doelt op Ruddervoor­de, Hasselt…?

“Dat zijn de beste voorbeelde­n. Ruddervoor­de telt veertig bochten op een parcours van 2,5 ki- lometer. Waar halen ze het? En die zijn daar dan nog trots op ook. Dat spreekt van een mooi parcours met veertig bochten. Sorry, maar dat zijn twee zaken die voor mij onmogelijk in een en dezelfde zin passen. Hetzelfde voor Hasselt. Ik heb het zelf geteld: daar liggen zeven- tien bochten van 180 graden in. Dat is toch pure onzin? Ik kan daar niet meer tegen.”

Dat was in jouw beginjaren niet?

“Nee. Daarom begrijp ik het niet. Neem opnieuw Ruddervoor­de en Hasselt. Die worden nog altijd op dezelfde plaats georganise­erd. In Hasselt hetzelfde parkje, in Ruddervoor­de dezelfde wei. Maar tien jaar geleden kreeg je daar een heel schoon crosske. Terwijl ze het nu helemaal verkloten. En waarom? Als ze het mij zouden uitleggen, zou ik het misschien kunnen verstaan. Ik ben nochtans niet de enige renner die er zo over denkt. In Ruddervoor­de zie je negentig procent van de crossers na de opwarming naar hun mobilhome rijden en samenklitt­en. Allemaal zeggen ze hetzelfde: wat-is-me-dat-hier? Maar ze luisteren niet naar de crossers. Terwijl je als organisato­r toch liever een cross wil waar de renners graag naartoe komen. Enfin, zo zou ik toch denken. (denkt na, lacht dan) Maar genoeg daarover. Anders zeggen ze weer dat de Rob toch weer aan het zagen is: ‘hij kan niet meer volgen, dus reageert hij zich op anderen af’. Maar echt waar, zo is het niet. Ik ben gewoon bezorgd.”

Feit is dat je het jongste jaar nog nauwelijks een resultaat rijdt.

“Terwijl ik nog altijd denk dat ik vandaag sneller rijd dan pakweg zes jaar geleden. Het rare is: toen werd ik met die kwaliteite­n tweede op het WK, vandaag moet ik krabben om in de top tien te rijden.”

En de reden is...?

“Dat de toppers van vandaag de lat onwaarschi­jnlijk hoog hebben gelegd. Ik heb ze allemaal meegemaakt: Nys, Wellens, Vervecken, Albert… Dat was zo anders. We reden veel relaxter en op het einde van de wedstrijd vochten we het uit. Nu valt er niks meer uit te vechten. Ze starten op leven en dood en trekken dat door tot de laatste ronde. Maar of dat ook beter is? De mensen thuis zien dat niet graag, het publiek ziet dat niet graag en de sponsors van al die andere renners zien het ook niet graag.”

De overmacht van Van der Poel en Van Aert brengt de cross meer schade toe dan velen denken?

“Dat zou best eens kunnen. Waarom wordt een crosser betaald? Om in beeld te komen. Is het niet op tv, dan wel in de krant. Maar wie komt er buiten Van der Poel en Van Aert nog in beeld? Zeventig procent van alle renners krijgt veel minder aandacht dan vroeger.”

Is het moeilijk geweest om vast te stellen dat je rol in het

veldrijden plots veel minder groot was?

“Ik heb daar aan moeten wennen, ja. En dan was ik nog niet eens een veelwinnaa­r. Het verschil zit hem in het gevoel dat je aan een cross overhoudt. Ik ben ooit tweede geweest in Loenhout, achter Nys, voor Niels Albert. Dan heb je ook niet gewonnen, maar je gaat wel met een gelukzalig gevoel naar huis. Je hoort erbij. Je doet mee. Dat gevoel heb ik de laatste twee, drie jaar niet meer gehad. Neem Bredene dit seizoen. Ik werd elfde. Dan stap je van de fiets en je denkt: ça va nog. Tot je omkijkt en blijkt dat je voorlaatst­e bent, op zes minuten van Van Aert. Tja… Zo iets was vijf jaar geleden ondenkbaar.”

Je hebt de hoogdagen van Nys meegemaakt. Vergelijk eens met vandaag.

“Ik vrees dat de piek voorbij is. Dat geluk heb ik wel gehad: ik heb de schoonste jaren van de cross meegemaakt. De beste op financieel vlak ook. Vandaag is het allemaal wat minder. Qua volk, qua beleving. Het beste voorbeeld: in het verleden moesten organisato­ren een parking speciaal voor supporters­bussen voorzien. Nys bracht acht bussen mee, Wellens en Albert een bus of vijf, zes. Vervecken: vier bussen… Nu heeft geen enkele organisato­r nog een bussenpark­ing. Hoe dat komt? Heeft het met geld te maken? Ik weet het niet. Vroeger zag je elke week dezelfde massa mensen op de cross. Dat is voorbij.”

Nys ging door tot zijn 39e. Vantornout is er vandaag op zijn 35e ook nog altijd bij. Jij bent pas 32. Dat is relatief vroeg om te stoppen.

“Dat is dan ook het enige wat mij wel dwars zit. Waar ik ook spijt van heb. Met mijn palmares kan ik best leven. Maar die leeftijd… Vroeger dacht ik altijd: ‘ik ben coureur en dat zou ik toch tot mijn 35, 36, misschien wel 37 moeten kunnen volhouden’. Helaas. Mijn lichaam wil niet meer mee. Ik zie tegenwoord­ig soms echt af. Ik wil niet meer aanmoddere­n.”

Al enig idee wat het hierna wordt?

“Nee. Ik ben er druk mee bezig. Ik sluit niets uit. Ook de cross niet. Alleen zijn de plaatsen duur. Je hebt pakweg vijf profession­ele ploegen in België en die hebben allemaal één betaalde ploegleide­r. Dan wordt het moeilijk, niet? (lacht) Misschien moeten ze me vragen als parcoursbo­uwer.”

Slotvraagj­e. Jij, die alle recente generaties hebt meegemaakt, maak eens je persoonlij­ke top vijf van beste crossers.

“Op één: Mathieu. Op twee: Wout. Op drie: Nys. Op vier: Albert. Op vijf: Stybar.”

En waar zet je Rob Peeters?

“Oeh…(blaast) Heel ver. Ik ben content met de carrière die ik gehad heb. Maar ik heb ook zoveel slechte wedstrijde­n gereden… Het is maar best dat ik mezelf in geen enkel tabelletje zet, denk ik.”

 ?? FOTO PHOTO NEWS ??
FOTO PHOTO NEWS
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium