Gazet van Antwerpen Stad en Rand
‘Falstaff’: het plezier zit in de staart
Met Verdi’s Falstaff had Opera Vlaanderen een feestelijke eindejaarsproductie voor ogen. Toch hield regisseur Christoph Waltz, Hollywoodacteur en tweevoudig Oscarwinnaar, de toeters en bellen op zak. Tot in het slotdeel een spontaan applaus uitbrak voor een overdonderend scènebeeld.
Als de regisseur in hetzelfde spoor zou lopen van Der Rosenkavalier, Waltz’ eerste regie bij Opera Vlaanderen, dan zouden we beslist een atypische lezing voorgeschoteld krijgen van deze Verdi-klassieker. Sober, elegant, zonder liflafjes: ook in Falstaff graaft Waltz meteen naar de grond van de zaak.
De opera over een verarmde ridder die met een list twee rijke vrouwtjes aan de haak wil slaan, speelt vaak in barokke decors met dito kostuums, maar niet bij Waltz. Een achterdoek, een bank, een tafel vol restjes van een feestmaal, meer krijg je het eerste anderhalf uur niet te zien in deze productie. Waltz spreekt in het eerste deel eerder tot het hart dan tot het oog door zich toe te spitsen op de karaktertekening. Zijn Falstaff is geen zatlap en vrouwenloper, maar een gebroken mens met dromen.
Door zich af te keren van het grote gebaar lijkt deze Falstaff aanvankelijk te verengen tot puur acteerspel. De muziek staat weliswaar als een paal boven water, maar lijkt losgekoppeld van de tekst. Alsof je niet in de opera zit, maar in het theater.
Na een extra lange pauze slaagt Waltz er in het slotdeel wel in het publiek met verstomming te slaan. En dan nog met het decor. Voor de nachtscène heeft het orkest zijn plek onder het toneel verlaten om te schitteren óp de planken. Als in een bos zitten de muzikanten verspreid op de takken van verscheidene bomen uit metaal. De personages komen op hun beurt uit de orkestbak gekropen om de finalescène in te zetten. “Alles is gekheid” besluit Falstaff, waarmee hij meteen de hypocrisie van de goegemeente onderlijnt. Een Falstaff met een lange aanloop, maar met een slot om niet snel te vergeten.