Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Nog nooit gedegradeerd en ik wil dat ook nooit meemaken”
Door de 31 nederlaag van vorig weekend op Brasschaat is Verbroedering Zwijndrecht weer in woelig vaarwater gekomen. Er rest de jongens van trainer Arben Mamusha maar één oplossing: zondag de drie punten thuishouden tegen het voorlaatst geklasseerde Katelijne.
“We kunnen er niet omheen dat we er allesbehalve goed voorstaan. Een wedstrijd tegen een ploeg die onder ons in het klassement staat, moeten we dus absoluut winnen”, zegt Jordy Maes, die zich heel wat anders had voorgesteld van zijn overstap naar Zwijndrecht. De verwachtingen die hij vooraf had, worden helemaal niet ingelost.
“De wedstrijd tegen Brasschaat was een mooi voorbeeld. We speelden een goede eerste helft, maar vervolgens verdween de concentratie uit het elftal, er trad laksheid op en er zat geen eenheid in de groep. Bovendien zijn er een aantal jongens die niet brengen wat ze kunnen. Op training zie je dat deze groep kwaliteiten heeft, maar in de wedstrijden komt dat er niet uit.”
“Het was de bedoeling mee te doen voor de top vijf, maar momenteel moeten we vooral naar onderen kijken en ervoor zorgen dat we niet degraderen. Zakken zou ik erg jammer vinden. Ik ben nog nooit gedegradeerd en dat wil ik ook nooit meemaken”, vertelt de 26-jarige Maes, voor wie het contrast erg groot is met vorig seizoen.
“Toen scoorde ik aan de lopende band bij Sint-Lenaarts en maakte ik daar het mooie weer. Ik speelde misschien wel mijn beste seizoen ooit. Dan is het even slikken als je enkele reeksen lager tegen de degradatie moet vechten. Ik hoop dan ook dat ik volgend seizoen opnieuw wat hoger kan spelen. Ik denk dat ik het niveau van eerste provinciale moet aankunnen”, aldus Maes, die ondanks de slechte resultaten al aan twaalf doelpunten zit. “We scoren erg weinig en we slikken te veel doelpunten. We moeten er al drie of vier maken om een wedstrijd te winnen. Dan wordt het natuurlijk moeilijk. Enkel tegen Mariaburg hebben we de nul gehouden. Dat zegt genoeg, zeker? Toch denk ik dat we ons moeten kunnen redden. Op training blijft iedereen erg hard werken en doet iedereen zijn best.”