Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Als Oranje me oproept, zouik twijfelen”

Ruud Vormer, de Nederlands­e sterkhoude­r van blauwzwart, laat in zijn ziel kijken

- GUILLAUME MAEBE

Het was niet de bedoeling om dit interview neer te pennen als een monoloog. Maar wat Ruud Vormer (29) allemaal vertelt, staat het best op zichzelf. De held van Club Brugge laat zijn kwetsbare kant zien. Over hoe hij begin dit seizoen moeite had met zijn rol als kapitein, over hoe hij worstelde met het nieuwe systeem van trainer Ivan Leko, over hoe een persoonlij­k verlies een hele voorbereid­ing lang door zijn hoofd spookte. Een oprechte kijk in de ziel van Ruud Vormer, de gedoodverf­de Gouden Schoen.

“Ik zat in het begin van het seizoen niet lekker in mijn vel. Ik moest wennen aan... dingen. Aanvoerder zijn was één ding, er was ook nog iets anders. De nicht van mijn vrouw was afgelopen zomer ernstig ziek. Ze werd behandeld in Gent en logeerde daarom ook bij ons. Je zag hoe het bergaf met haar ging. Anderhalve tot twee maanden lang. Elke dag maakte je het van dichtbij mee.”

“Uiteindeli­jk is ze ook overleden. Op de dag dat we wonnen in Lokeren. Speeldag één, 0-4. Ze was 29 jaar, had zelf ook een kindje van een jaar oud. Ik kende haar niet zo goed, maar ik had het er moeilijk mee. Ik kon het niet zomaar van mij afzetten. Mensen wisten dat ook niet. Ik kreeg van sommigen dan de vraag: ‘Ruud, waarom was je in het begin van het seizoen zo slecht?’ Maar dat is omdat dit allemaal meespeelde in mijn hoofd.” “Sportief ging het toen ook gewoon niet goed. We waren Europees uitgeschak­eld en persoonlij­k lag het systeem me ook niet. Met twee centrale middenveld­ers - Naka (Marvelous Nakamba, red.) stond naast me - kon ik niet meer infiltrere­n. Ik had daar veel moeite mee. Ik vond niet dat we met de toenmalige spelers in staat waren het systeem goed te brengen. Ik begon me meer bezig te houden met mezelf in plaats van met het team. Terwijl een kapitein net het omgekeerde zou moeten doen. Dat nam ik mezelf kwalijk.” “En dan had je natuurlijk ook al die dingen die naast het veld gebeurden. Ik verwachtte zo veel van mezelf, maar op dat moment kon ik het gewoon niet brengen. Ik zat er niet lekker in. Mensen verwachten dat een kapitein op moeilijke momenten als eerste opstaat, maar net dat lukte niet. In die maanden heb ik vaak met Martin van Geel gebeld. Hij is de man die me naar Feyenoord haalde en is nog steeds een vertrouwen­spersoon. Hij en zijn vrouw Annet zijn ook goede vrienden. Ik vroeg Martin hoe ik over alles heen zou komen. En ook wat ik als aanvoerder moest doen. ‘Martin, de jongens vragen dit en dat: wat moet ik daarmee?’ Hij heeft me daarbij goed geholpen. En nu gaat het weer goed met me. Daar ben ik heel blij om. Ook dankzij de inbreng van Hans (Vanaken, red.) in de ploeg. Daardoor kon ik sportief weer meer mijn ding doen. Die infiltrati­es doen. Dan voel je weer dat vertrouwen.”

“Ik ben nu de kapitein die ik wil zijn. Ik zit heel goed in mijn vel, de jongens luisteren super en op het veld spelen we heel goed voetbal met gezonde agressie. Ik spreek de groep ook vaak toe, vooral altijd in dat kringetje dat we maken op het veld voor de match start. Ik kopieer Timmy (Simons, de voorganger van Vormer, red.) wel een beetje. Hij heeft me ook geholpen met veel kleine dingetjes. Timmy kon me altijd raken met zijn speeches. Op momenten dat ik het vorig jaar of twee jaar geleden moeilijk had, was het de ouwe die als eerste op mij kwam zagen: ‘Hey Ruud: meer, meer, meer!’ Ik kan me voorstelle­n dat niet iedereen iemand die op training constant roept heel erg leuk vindt, maar ik vind dat wel lekker om zo iemand naast je te hebben. Ik heb het ook nodig dat, als het in een match even niet goed gaat, er iemand is die je oppept. Dat je elkaar helpt om te groeien, om beter te worden.”

*** “Een speech voor de Gouden Schoen heb ik nog niet geschreven, mijn kostuum ligt wel al klaar. Jij mag gerust zeggen dat ik rekening hou met winst, maar dat doe ik zelf niet. Ik ga het maar weten op 7 februari. Als ik het word, zou dat fantastisc­h zijn. Ik weet dat het in België niet zo werkt, maar als ik zou mogen kiezen wie me een eventuele Schoen zou mogen uitreiken, dan zou ik mijn vader (Ruud senior, red.) pakken. Dat zou fantastisc­h zijn. Hij was elke dag op het veldje bezig met me oefeningen te geven. Schieten met links, schieten met rechts. En hij bracht me samen met m’n moeder altijd naar het voetbal. Ik werd in de wagen ook vaak stevig aangepakt. Hij is altijd zeer kritisch geweest op mij, maar zo ben ik ook wel geworden wie ik nu ben.” “Ik ken mezelf. Als er vroeger mensen waren die zeiden ‘oh Ruud, wat was je

weer goed’, dan ging ik

Ruud Vormer “Roos is in alles superbelan­grijk voor me. Als ik thuiskom, wil ik ook wel wat met de kinderen doen, maar zij zegt dan: ‘Ga jij boven maar wat rusten’.”

het laten hangen. Mijn vader zei het ook wel als ik goed was, maar dat gebeurde niet zo vaak. Hij zei: ‘Ruud: wil je het later halen? Wil je later prof worden? Altijd doorgaan dan!’ (slaat zijn vuist in zijn hand) Weet je dat hij ook degene is die mij mijn techniek bij vrije trappen heeft aangeleerd? Ik heb wel wat opgestoken van grote specialist­en met wie ik gewerkt heb, zoals Ronald Koeman en Pierre Van Hooijdonk, maar ik kan het vooral goed dankzij m’n vader, met wie ik er vroeger veel op heb getraind. Hij is zeker een held voor me.” “Verder ben ik niet echt iemand die helden of

idolen heeft. Wel mensen die zeer belangrijk voor mij zijn geweest of dat nog steeds zijn. Edgar Davids was zo’n speler naar wie ik opkeek. Puur voetballen­d dan. Dat was zo’n pitbull, zoals ik ook in het begin van mijn carrière was. Je had ook Louis van Gaal, die me liet debuteren bij AZ. Ik kwam bij de selectie als een nummer tien, hij haalde me naar de zes en dat had hij op dat moment goed gezien.” “En dan had je ook Michel Preud’homme, samen met Stephan Van der Heyden en Philippe Clement. Preud’homme zag me in een heel andere rol en ik vind het mooi dat hij dat in mij heeft gezien. Ik wist wel dat het in mij zat, maar dat het ooit zo tot uiting zou komen? Neen, dat had ik niet verwacht.” “En dan heb je natuurlijk ook Roos, mijn vrouw. Die is gewoon in alles superbelan­grijk voor me. Als ik thuiskom, zegt ze meteen: ‘Ga jij maar naar boven, wat rusten’. Ik wil op zo’n moment ook wel wat met de kinderen doen, maar zij weet dat ik die rust nodig heb. Ze werkt ondertusse­n drie dagen in de week, als spoedarts. Shiften van twaalf uur, van tien tot tien. Die steun die ze daarnaast

geeft, dat is super.” “Als ik de Gouden Schoen zou winnen, dan zou ik gewoon het liefst een lekker hapje gaan eten met de familie, lekker klein. Want zie je mij al doen als Joske (Izquierdo, de vorige winnaar, red.)? Vormerland? (schreeuwt het uit) Nee joh, lekker normaal doen.”

*** “De Hollanders hebben de Belgische competitie vroeger nooit echt gevolgd, maar ik merk dat het nu wel wat anders is. België valt meer op, ook door de Belgische nationale ploeg natuurlijk. Ikzelf ben ook nu niet meer gecontacte­erd geweest door Oranje en eigenlijk hoeft het ook niet meer, hoor. Als ze het me nu zouden vragen, dan weet ik niet zeker of ik zou gaan. Ga lekker met de jonge garde spelen. Ik word er dit jaar dertig. Ik denk ook niet meer dat ze zullen komen. Ook omdat ze altijd minder naar België zullen kijken.” “Ryan Donk was heel goed bij Club, maar is Donkie ooit uitgenodig­d? Nooit. Ik begrijp dat je het raar vindt dat ik niet wil gaan, maar ja. Ik zit hier goed bij Club, speel hier mijn wedstrijde­n en sta hier in de picture. Dat is toch altijd goed, niet?”

Ruud Vormer “Ik ben nu de kapitein die ik wil zijn. Ik spreek de groep ook vaak toe en ik kopieer Timmy wel een beetje. Hij kon me altijd raken met zijn speeches.”

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium