Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik hoop dat kindjes zeggen: dat wil ik ook doen”
Veertiende, dat was het resultaat van het olympische debuut van de eerste Belgische skeletonatlete ooit, Kim Meylemans.
Op de pakken van de Britten – ze eindigden met twee in de top drie, olympisch kampioene Lizzy Yarnold en de bronzen Laura Deas – waar zij en enkele andere landen vooraf tegen hadden geprotesteerd, wil ze het niet steken. “Absoluut niet, dat pak is goedgekeurd en daarmee is de kous af.”
Wat maakt dan wel nog het verschil tussen Meylemans en de absolute top? Meylemans is de op een na jongste van het pak, dat scheelt een stuk ervaring. Maar het grootste verschil is dat Meylemans als eenmansteam moet concurreren tegenover de ploegen van de grote landen, wat scheelt qua ‘voordenkwerk’ en ‘testwerk’ ter plaatse. Meylemans doet het ook met haar sleeke van 5.000 euro, terwijl het gros uitpakt met sleeën die zowat het dubbele kosten.
Meylemans: “Het grootste verschil zijn de zogenaamde
runners, de glij- ijzers. Ik heb vier sets en moest ter plekke alles zelf uittesten. Duitsland, bijvoorbeeld, heeft een heel instituut dat sportapparatuur test en ontwikkelt. En ze hebben ter plekke materiaalmannen die tijdens de trainingen veel meer runners kunnen testen. Belangrijk is nu dat we proberen – in samenwerking met de universiteiten misschien? – ons materiaal te verbeteren. Want de andere landen komen nu met dingen waar wij vooralsnog geen kans tegen hebben. Maar ik hoop toch ook dat enkele kinderen skeleton gezien hebben en nu zeggen: Dat wil ik ook doen, dat ziet er cool uit.” (hjb)