Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Mensen verblijven hier niet tijdelijk, ze wonen hier”
Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen (CD&V) wil de bewoners van woonzorgcentra meer inspraak geven. Maar hoe gaat het er aan toe in Antwerpse woonzorgcentra? “Wij geven bewoners nu al zo veel mogelijk inspraak”, aldus Johan De Muynck, algemeen directeur van Zorgbedrijf Antwerpen.
Minister Jo Vandeurzen diende een nieuwe visienota in om bewoners van woonzorgcentra mee te kunnen laten beslissen over de aanpak en het beleid. Dat gaat verder dan de huidige wetgeving, waarbij de inspraak vaak enkel gaat over kleine zaken, zoals de maaltijden en de dagindeling. De minister vindt dat bewoners ook rond zaken zoals verbouwingen en personeelsbeleid inspraak moeten krijgen.
Woonzorgcentrum ’t Zand, een van de achttien woonzorgcentra van het Zorgbedrijf Antwerpen, is een modern complex op Linkeroever. Het telt maar tien afdelingen en werkt dus kleinschalig, wat positief is voor de bewoners. Hoofdverpleegkundige Jeannette van den Berg: “We vinden het belangrijk dat ons personeel problemen snel kan opsporen. Dat zorgt ervoor dat de bewoners veel invloed hebben.”
In het woonzorgcentrum is vooral speciale aandacht voor de dagelijkse bezigheden van de bewoners. “Er is bijvoorbeeld een menuraad, waarbij bewoners kunnen aangeven wat ze graag eten”, zegt directrice Marijke De Wilde. “We merken dat bewoners dat belangrijk vinden. Ook de momenten waarop we bijvoorbeeld activiteiten organiseren passen we vaak aan de bewoners aan in de plaats van andersom. Als iemand pas om tien uur wilt opstaan, hoeft die persoon pas om tien uur op te staan. Zo bepalen bewoners zelf hoe hun dag eruitziet. Wij houden altijd in gedachten dat mensen hier niet tijdelijk verblijven, maar wonen.”
Bewoonster Maria De Winter is zeker te spreken over die aanpak. “De kok komt geregeld langs om te vragen wat we van het eten vinden. Er is hier ook altijd wel iets te doen. Als ik terugkom van bezoek, kan ik altijd koffie of theedrinken in de woonkamer. Ik hou heel veel van de natuur en dus hebben ze mij een kamer gegeven met uitzicht op bomen.”
Akte van vertrouwen
Ook directeur Johan De Muynck is tevreden over wat het Zorgbedrijf Antwerpen al doet rond inspraak van de bewoners: “Wij werken rond de ‘akte van vertrouwen’. Die gaat onder andere over kwaliteit en vertrouwen.”
Het wetsvoorstel van minister Vandeurzen gaat echter verder dan alleen de dagelijkse gang van zaken. Hij wilt dat mensen ook inspraak hebben in grotere beslissingen, zoals personeelsbeleid. Johan: “De kleine zaken zijn voor de bewoners wel het belangrijkst. Daar besteden wij
dan ook de meeste aandacht aan. Maar wij geven ze ook inspraak in verbouwingen, dan laten we ze een modelkamer in prefab zien. Zij kunnen dan hun mening hierover geven. Maar vergeet niet dat dit maar om de twintig tot dertig jaar nodig is. Veel van onze bewoners maken dat niet mee.”
Ook over het personeelsbeleid hebben de bewoners van ’t Zand het nodige te zeggen. Wanneer zij het ergens niet mee eens zijn, kunnen zij dat vertellen aan het personeel. Marijke: “Het is wel constant zoeken naar evenwicht. Je kunt niet alles goed doen voor alle 125 bewoners. Maar over het algemeen slagen we daar toch al goed in, vind ik.”
Over het voorstel van minister Vandeurzen heeft Johan De Muynck een duidelijke mening: “Ik vind het voorstel niet speciaal. Een goed draaiend woonzorgcentrum voldoet al zo veel mogelijk aan dit voorstel. Dat is zowel nodig vanuit economisch, als klantgericht perspectief. Wie dat niet doet, zal in deze tijd niet voldoende bewoners hebben.”
Ook Marijke en Jeanette vinden dat het woonzorgcentrum al goed voldoet aan het nieuwe voorstel. Marijke: “Maar we moeten altijd ons best blijven doen om onze aanpak te verbeteren.”
Maria is ook tevreden. “Ik ben content”, zegt ze. “Maar er zijn natuurlijk altijd mensen die dat niet zijn. Het enige wat nog beter zou kunnen, is meer personeel aanwerven. Nu hebben ze niet altijd genoeg tijd om alles te kunnen doen.”
Johan De Muynck Directeur Zorgbedrijf “Ik vind de visienota van de minister niet speciaal.”