Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Toen vier Antwerpse ploegen nog samen in eerste speelden
1930-1931 Twaalf Antwerpse derby’s in eerste klasse
Antwerp, Beerschot Wilrijk én Berchem aan de leiding? Het mag dan in de lagere reeksen zijn, het doet wel dromen van de
goeien ouwen tijd. 87 jaar geleden bijvoorbeeld, de hoogdagen van de Antwerpse School. In oktober 1930 startten vier ploegen uit de stad in de toenmalige Eere Afdeling: Antwerp, Beerschot, Berchem en Tubantia. Dat jaar degradeerde… Anderlecht.
Veertien ploegen speelden in die jaren in de hoogste afdeling en na de degradatie van Racing Brussel en de promotie van Tubantia telde de Division d’Honneur in de herfst van 1930 voor de eerste keer in de geschiedenis meer Antwerpse dan Brusselse ploegen. Een ware omwenteling in het Belgische voetbal. Wie in die dagen van de Antwerpse School gewaagde, had het niet over Rubens, Van Dyck en Jordaens, noch over het Atheneum op de Victorieplaats of het Sint-Jan Berchmanscollege op de Meir, maar over het voetbal in de stad. Beerschot had in de jaren 20 vijf landstitels op zijn palmares gezet, Antwerp eentje en ook Berchem had bijna het ganse decennium aan de top gespeeld. Hun beste spelers verzamelden zich een paar keer per jaar in de Entente Anversoise voor prestigieuze vriendenmatchen tegen gerenommeerde buitenlandse tegenstanders.
En het Antwerpse succes beperkte zich niet tot de stad. Ook Malinois, Racing Mechelen en Lierse waren dat jaar van de partij in de Eere Afdeling. De helft van de veertien ploegen kwam dus uit de provincie Antwerpen. Dat Antwerpse overwicht zette zich ook door bij de Rode Duivels. Op 13 juli 1930 stonden zes spelers uit onze provincie aan de aftrap van de allereerste wedstrijd in de WK-geschiedenis. Dat ze in Montevideo die openingswedstrijd van het WK in Uruguay met 3-0 verloren van de VS, zullen we maar op de keeper steken. Arnold Badjou was een Brusselaar.
Thuis op verplaatsing
Het voorgaande seizoen was op een drama geëindigd voor de oudste club van het land. Antwerp was op weg geweest om zijn landstitel met gemak te verlengen. Maar, net als in 2016 in tweede klasse, verspeelde het een comfortabele voorsprong van 7 punten (toen kreeg je nog 2 punten voor een zege). In de allerlaatste wedstrijd van het seizoen deed Cercle Brugge nog haasje-over met de Great Old.
Die landskampioen kreeg het voorrecht om in Brugge het nieuwe seizoen af te trappen tegen Tubantia, dat algemeen gezien werd als het kneusje van de hoogste klasse. Tubantia – de toevoeging ‘Borgerhout’ in de clubnaam kwam pas na de fusie met Racing Borgerhout in 1960 – was enkele maanden eerder de promotie naar de Eere Afdeling gaan verzekeren op het veld van de kampioen Montegnée. 1–1 werd het voor 18.000 fans, onder wie 500 Borgerhoutenaars die samen met de spelers met de trein naar de Luikse koolmijngemeente gespoord waren. De thuisblijvers konden op de vrijdag na de match de volledige wedstrijd in uitgesteld relais bekijken in Cinema Agora op de Turnhoutsebaan. Die lag naast het nog steeds bestaande (maar momenteel gesloten) café De Pauw, toen het clublokaal van Tubantia op de hoek met de Bothastraat.
Tubantia deed het overigens prima in zijn maidenmatch in de Division d’Honneur. Het hield de landskampioen op 1-1. Maar in Borgerhout liep het minder. Net in dat eerste jaar op het hoogste niveau had Den Tuup geen eigen terrein. Omdat het inwonersaantal spectaculair bleef groeien, onteigende de toen nog onafhankelijke gemeente Borgerhout de gronden om een nieuwe woonwijk aan te leggen. De Hippodroom aan de Stenenbrug extra muros, waar Tubantia antia tot dan zijn thuismatchen had gespeeld, moest plaatsmaken voor nieuwe verkavelingen. Vandaag ligt op die plek de Joe Englishstraat. Tubantia zou weliswaar een nieuw stadion met 4.500 zit- en 8.500 volksplaatsen krijgen in ‘De Put’ in het Rivierenhof – tussen de huidige kinderboerderij en Ruggeveldlaan, het veld ligt er nog – maar dat was nog niet klaar. Dus speelde Tubantia zijn thuismatchen in het Olympisch Stadion en op de Bosuil. En dus ook de ‘thuismatch’ tegen Antwerp op 26 oktober 1930, op de vierde speeldag. RAFC won ‘op verplaatsing’ van de Borgerhoutse buren met 2-4. Dat gebeurde in een sfeer van buitengewone sportiviteit, kunnen we opmaken uit het verslag in Gazet van Antwerpen: ‘Op den 29en minuut ontsnappen de groen-witten. Verhoeven komt in botsing met Charles Pincket. De referee kent ten onrechte penalty toe, door Mees sportief nevengeplaatst.’ Jaja, lees dat nog maar eens: Jef Mees van Tubantia trapte de bal met opzet naast de goal omdat de arbiter zich had vergist.
Wat een tijden!
Chez Désiré
Zulke fair play kon enkel maar omdat er met het voetbal in die tijd ‘officieel’ geen geld gemoeid was. Profspelers waren niet toegelaten in België. De voetbalbond deed zelfs al moeilijk wanneer voetballers een eigen café openden en op die manier munt probeerden te slaan uit hun bekendheid. In de zomer van 1930 schorste de bond daarom Raymond Braine, toen de beste voetballer van het land. De sterspeler van Beerschot was ook baas van café Matador in de Brederodestraat en dat mocht niet. Braine was het hypocriete gedoe beu en vertrok naar Tsjechoslovakije, waar hij een profcontract tekende bij Sparta Praag. Met zijn vertrek brak voor Beerschot een reeks wisselvallige jaren aan. Pas na de terugkeer van Braine in 1936 zouden de Mannekes van het Kiel opnieuw twee landstitels winnen.
Aan de andere kant van de stad kregen ze met hetzelfde probleem te maken. De schoonouders van Désiré ‘Dis’ Bastin baatten café Sportif uit op het Cogelsplein in Deurne. Bij wijze van promotie hadden die in hun schoonste Nederlands ‘Chez Désiré Bastin’ op het cafévenster gekalkt. De KBVB schorste de 35-voudige Rode Duivel voor een jaar. De man die in 1929 Antwerp op weg naar de titel had gezet in de belle tegen Beerschot, ging echter in beroep. Op voorwaarde dat zijn schoonouders zijn naam van het glas verwijderden, mocht hij blijven spelen. Bastin zou dat seizoen nog zes goals maken, 18 minder dan zijn 11 jaar jongere ploeggenoot Jos Van Beeck die, net 20 jaar geworden, de competitie zou afsluiten als topschutter.
Antwerp, dat in het tussenseizoen eindelijk een dak had laten plaatsen
Net in het eerste jaar op het hoogste niveau had ‘Den Tuup’ geen eigen terrein. Omdat het
inwonersaantal spectaculair bleef groeien, onteigende de toen nog onafhankelijke gemeente Borgerhout de
gronden om een nieuwe woonwijk aan te leggen.