Gazet van Antwerpen Stad en Rand
s de tijd?
1931: erby’s in eerste klasse
boven Tribune 2, donderde door de competitie. Want naast Van Beeck waren ook Willy Ulens en Flor Lambrechts bijzonder goed bij schot. De eerste zeven matchen van de competitie wonnen ze allemaal. Pas op het veld van stamnummer 2, het Brusselse Daring, liep het mis. En op de speeldag daarna, op 14 december, verloor de Great Old voor het eerst thuis. In een bomvolle Bosuil kwam aartsrivaal Beerschot met 2-3 zegepralen.
De volgende thuismatch van Antwerp was wéér een derby. Maar tegen Berchem bleef de grote massa thuis. Daar was een heel goede reden voor. Het was Kerstdag. Uw krant schreef: ‘De stadsderby tussen Royal Antwerp FC en Berchem Sport, hoewel bij een uitstekend voetbalweder betwist, had niet de groote massa naar den Boschuil doen stroomen die voor zulke match te verwachten was. Het kerstfeest heeft dus vele trouwe voetballiefhebbers weerhouden. Wij hopen dat het de laatste maal zal zijn dat de voetballers op Kerstdag de shoes moeten aantrekken voor competitiewedstrijden.’
Antwerp won met 4-0 en eind januari stond Antwerp op 1, Berchem op 2 en Beerschot op 3.
Ongezien.
De drie broers Docx
Bij Tubantia was het allesbehalve feest. Na 13 wedstrijden hadden ze maar 5 punten en de Borgerhoutenaren leken een vogel voor de kat. Ze zorgden wel voor een sterke primeur. Op het veld van Daring Brussel in Molenbeek scoorden drie Borgerhoutse broers elk een doelpunt. John Docx maakte de 0-1 voor Tubantia en later wisten ook zijn broers Staf (Gustaaf) en Fik (Victor) het net te vinden, helaas allebei dat van het eigen doel. Tubantia verloor met 2-1, maar de Docx-clan was meteen berucht in heel België.
Tubantia herpakte zich echter in de terugronde en won onder andere de derby’s tegen Berchem en Beerschot. Het mocht dat jaar ook enkele spelers voor de Entente Anversoise afvaardigen, onder andere Coenraad Cohen, een joodse speler. Borgerhout huisvestte in die pre-Nazitijden een aanzienlijk aantal joodse diamantairs en slijpers, die mee investeerden in de spectaculaire opgang van de lokale clubs. Een van de tegenstanders van de Entente dat jaar was de Rotterdamse Voetbalbond, een gelijkaardig elftal uit de Nederlandse havenstad die in die tijd met Feijenoord, Sparta, Hermes en Xerxes ook vier clubs in de hoogste afdeling telde.
In de eigen competitie bleef Antwerp aan de leiding. Op 15 maart 1931 moest het naar Beerschot. Volgens Gazet van Antwerpen was het de eerste keer dat een competitiematch in het Olympisch Stadion met gesloten deuren werd betwist: ‘Nog was er veel te veel publiek toegelaten op de tribunen. Het spektakel was bij deze recordopkomst niet van hoogstaande kwaliteit. Zelden had men den indruk de eerste twee Belgische clubs aan ‘t werk te zien.’ Het werd 1-1. Bij Antwerp maakte de 18-jarige Bob Paverick, de latere kapitein van de Rode Duivels, zijn competitiedebuut.
Na een zware thuisnederlaag tegen Malinois, moest de Great Old op 12 april op Berchem gaan vechten voor de leidersplaats. Het twee jaar eerder ingehuldigde Rooi was al een week op voorhand uitverkocht. Het werd opnieuw 1-1, waardoor Berchem de kans liet liggen om over de rivaal uit Deurne te springen. Berchem Sport had twee maanden eerder overigens wél redenen om te feesten gehad. De club vierde toen haar zilveren jubileum met een galamatch tegen PSV Eindhoven en kreeg net als Antwerp en Beerschot de officiële titel ‘Royal’. In juli zou nog een groot banket volgen in het Grand Hotel de Londres op de De Keyserlei.
Royal Berchem Sport en Royal Beerschot Athletic Club zagen in extremis nog Royal Football Club Malinois over zich springen in het klassement. Royal Antwerp Football Club, de enige club van dit kwartet die haar naam nooit zou vervlaamsen, maakte in de laatste drie wedstrijden tegen Cercle, Racing Mechelen en Union geen fouten meer en werd kampioen met drie punten voorsprong. Met 77 doelpunten, net geen drie per wedstrijd, was Antwerp ook veruit de productiefste ploeg van het kampioenschap. Tubantia kon zich netjes redden. Het hield Union, Montegnée en Anderlecht achter zich. De latere recordkampioen degradeerde kansloos naar tweede klasse.
Uw krant schreef in toen nog niet door Hitler aangetaste termen: ‘Heil! Driemaal heil aan België’s beste voetbalploeg! Na een uitstekend debuut volgden tegenslagen en een inzinking die fataal had kunnen zijn. Edoch, op tijd werd gereageerd. De belooning en de lang betrachte titel bleef niet uit. Royal Antwerp FC heeft bewezen de beste en de regelmatigste ploeg van ‘t seizoen in lijn gesteld te hebben, heeft door haar fair en sportief optreden de algemeene sympathie verworven en heeft door haar technisch hoogstaand spel eere aan het Belgisch voetbal gedaan.’
Epiloog
Het volgende seizoen bracht met de intrede van Turnhout het aantal Antwerpse clubs in de hoogste afdeling op acht, meer dan de helft dus. De Kempenaars maakten overigens weinig indruk en degradeerden meteen. Tubantia kon zich, ondanks het nieuwe stadion in ‘de Put’, ook niet redden. Het verdween uit de Eere Afdeling om er nooit meer terug te keren. Na de degradatie vertolkte het ganse fanionteam van Tubantia in feestzaal Zwarte Leeuw in Deurne samen ‘Eene uitvaart’, een blijspel in één bedrijf. Echt waar. Daarna mochten de beentjes los voor een groot bal.
Antwerp kon zijn titel niet verlengen. Net als in 1930 eindigde het op één schamel puntje van de kampioen, Lierse.