Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Twintig jaar Bert Kruismans
“Veel van mijn oude grappen zijn nu bittere realiteit”
Het zit snor met Bert Kruismans (50). De man achter de majestueuze bovenlipbegroeiing staat in 2017 twintig jaar op de planken. Maar de nieuwe voorstelling Het was (is)
maar om te lachen is geen gratuite jubileumshow. Want de comedian stelt vast dat veel van zijn oude grappen intussen bittere realiteit zijn. Als de nar verandert in Nostradamus, dan wil Gazet van Antwerpen wel eens weten wat ons nog te wachten staat.
Als we Bert Kruismans opsnorren in Aalst, komt hij net terug van een academische lezing. Want comedy blijkt maar een van de vele activiteiten van de man die in januari 2011 de Allerslimste Mens ter Wereld werd. “Als je een tijdje niet op het scherm of de grotere podia verschijnt, verklaart het publiek je dood. Maar tot spijt van wie het benijdt ben ik er nog, met een bomvolle agenda”, stipuleert Bert Van der Cruyssen.
“Comedians gebruiken zelden een artiestennaam, maar ik heet inderdaad officieel Van der Cruyssen. Klinkt voornaam, maar iedereen schrijft die naam voortdurend verkeerd. Die spellingellende wilde ik mezelf besparen, dus ging ik voor Kruismans. Ik ben trouwens de enige Kruismans in België. Eenzame familiefeesten, hoor.”
Niet iedereen weet dat jij diploma’s recht en wijsbegeerte op zak hebt. Komen die ooit van pas?
In zekere zin wel. De kennis en de vaardigheden die ik tijdens mijn universitaire studies opdeed, vormen het fundament van alles wat ik doe. Ik schrijf onder meer columns voor de Juristenkrant en ik geef regelmatig lezingen over historische of diplomatieke onderwerpen. Ernstige materie dus. Of ik schuif in een debat over de rol van België in de Eerste Wereldoorlog mee aan tafel met historici zoals Bruno De Wever en Marc Reynebeau. Natuurlijk kijken de toehoorders dan wel eens verrast, omdat ze mij vooral kennen als comedian. Maar ik heb dus verschillende facetten, en zeker geen voortdurende grappendrang.
Hoe zag het comedylandschap eruit anno 1997?
Desolaat. Ik herinner me dat ik in 1993 een festival presenteerde en daar enige comedy in smokkelde. Raf Walsschaerts van KommilFoo moedigde me aan om daarin verder te gaan. Ik verklaarde hem gek. Zo’n humor, dat kreeg je in Vlaanderen toch niet verkocht? Er bestond geen referentiekader. Er was wel een beetje cabaret, met onder meer Els De Schepper en Geert Hoste. En Raf Coppens was net met soloshows begonnen en deed iets aparts.
Peter Perceval - al elf shows en 1.500 voorstellingen lang mijn sparringpartner - schreef halfweg de jaren negentig zijn eerste comedyteksten. Hij nodigde me uit op een humoristische theatervoorstelling en vroeg wat ik er van vond. “Eerlijk? Rotslecht, dat kan zelfs ik beter”, antwoordde ik overmoedig. Zo ging de bal aan het rollen. De eerste keer dat ik Vlaamse comedy zag, was in een klein café in Lier. Enkele weken later speelde ik mijn eerste comedyshow in Antwerpen. Al kwam ik niet helemaal onbeslagen op het ijs. Ik werkte destijds al een tiental jaar voor radio en televisie. Ik combineerde van alles. Presenteren, researchen, coachen, produceren... Niet zelden voor humoristische shows. Hoewel ik in feite begonnen ben als nieuwslezer op Studio Brussel. Ook plezant, maar niet om te lachen.
Humor is niet altijd om te lachen: zo kreeg je ooit een proces aan je been.
Een belangrijk man uit de roddelbladensector spande een proces aan tegen mij en Peter Perceval. Hij eiste 25.000 euro schadevergoeding in eerste aanleg, en later nog eens voor het Hof van Beroep. Beide processen wonnen we glansrijk. Die procedure had achteraf geen enkele invloed op mijn humor. Ik ben niet plots voorzichtiger grappen gaan maken, daarvoor heb ik te veel zelfrespect en beroepstrots. Humor is tenslotte een ernstige zaak. Wat niet wegneemt dat de plezante uithangen op een podium sinds het tijdperk van de aanslagen moeilijker en delicater is geworden. Maar meteen ook belangrijker, want mensen hebben nood aan lachen. En dan komt daar zo’n figuur als president Trump, die zegt dat zijn gebabbel over ‘pussygrabben’ maar om te lachen was maar tegelijk witheet van woede wordt als Saturday Night Live hem parodieert. Word je zelf snel boos? “Bert zoetje, wind u toch niet zo op”, pleegt
BERT KRUISMANS Comedian ‘‘Eigenlijk moet ons land een verplichte inburgeringscursus invoeren, zei ik in 2004. Destijds een goede grap, vandaag pure realiteit.’’ BERT KRUISMANS Comedian ‘‘Soms lijkt het alsof ik in vier landen speel: Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Brussel.’’
mijn vrouw wel eens te sussen als ik aan de ontbijttafel zit te sakkeren achter de krant. Ik word vooral boos om wat tegenwoordig ‘alternatieve feiten’ heet. Ieder heeft zijn eigen waarheid en deelt die naar hartenlust uit. Meer dan ooit tevoren is iedereen overtuigd van zijn persoonlijke grote gelijk. En als iemand toch de bal misslaat, is het blijkbaar genoeg om te zeggen: ja maar, dat was maar om te lachen. Spons erover en vrolijk verder. Ik bereid over dit onderwerp een boek voor, dat er tegen de Boekenbeurs moet liggen. Ik blijf een kleine zelfstandige (lacht). Eerst is er Het was (is) maar om te
lachen. Een Kruismans grand cru? De voorstelling is geen ‘best of’. Ik ga niet mijn beste sketchen oprakelen. Er passeren wel enkele grappen van weleer, maar dan meer als voorzet. Zo som ik een lijst op van dingen waarvoor we bang moesten zijn. Herinner u de millennium bug, SARS-poeder in verdachte omslagen, dioxine in koeien, de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, de Mexicaanse en de vogelgriep, ebola. Kortom, een heerlijk nostalgische trip langs de laan der verdoemenis. Dat hebben we toch maar mooi allemaal overleefd.
Je etaleert in je nieuwe show ook een zekere profetische gave.
“Eigenlijk moet ons land een verplichte inburgeringscursus invoeren”, grapte ik in 2004 in mijn show België voor Beginners. “En als je genoeg punten scoort, mag je Belg worden.” Een goede grap destijds, pure realiteit vandaag. Een ander voorbeeld. In 1997 opperde ik dat Jean-Marie Pfaff de geboorte van zijn kleinkinderen misschien op dvd kon uitbrengen. Twee jaar later lanceerde John de Mol Big Brother, de eerste succesvolle realityshow. De eerste show ook waarvoor je volstrekt niets moest kunnen. Een wist-je-datje: ik ben ooit nog gevraagd om de stem van Big Brother in te spreken. Maar dat was niets voor mij. Nog enkele seizoenen later zoomde een cameraploeg in op de bevalling van een van Jean-Maries dochters. Quod erat demonstrandum. De nar blijkt nu Nostradamus (lacht). Ooit speelde je letterlijk een hofnar. (lacht) Klopt, ik ben een van de weinige Vlaamse comedians die ooit voor koning Albert II heeft opgetreden. Zijne Majesteit gaf in 2014 een groot feest voor zijn tachtigste verjaardag in het chique Hotel Belvue in Brussel. De vraag was om mijn optreden tegelijk in het Frans en het Nederlands te doen. Ik stemde toe, op voorwaarde dat ik carte blanche kreeg.
Toen ik toekwam in het hotel, zat de sfeer al behoorlijk onder nul. Er waren obligate toespraken van politici en notabelen. Bovendien was het een soortement van familiefeest, want ‘den bompa’ had zijn hele familie uitgenodigd om taart te komen eten. Filip, Laurent, Astrid en hun kroost, ze zaten er allemaal. Maar net die week gaf Albert II zonder toestemming van Filip een televisie-interview, een hoveling die Filip al twee keer had buiten gebonjourd zat provocerend in de zaal en Laurent lag ostentatief te maffen achter zijn zonnebril. Kortom, gezellige boel. En toen mocht ik op... Achteraf, toen de pers al lang weg was, stapte Paola op me af. “Ik vond ‘et ‘eel goed, mijnheer. Albert, viens!” ordonneerde ze. En sire mocht mij ook komen zeggen hoe plezant het was...
Een andere keer zat Bart De Wever in de zaal. Nog zo’n lachebek? In 2009 kwam De Wever met een reporter en fotograaf van Gazet van Antwerpen naar een van mijn Franstalige shows kijken in een klein zaaltje in Watermaal-Bosvoorde. “Mag hij binnen?”, vroegen de organisatoren me nog. “Heeft hij zijn kaartje betaald?” Dat bleek wel degelijk het geval, dus mocht hij erin. Hij ver- stopte zich in het duister achteraan in de zaal. Op zich onnozel, want het zaaltje was zo groot als een kleine living. “Vrienden”, sprak ik het publiek toe. “Mijnheer De Wever is een sympathieke Vlaming. Zo eentje die telkens voor de hele foyer een tournée générale geeft.” Hij is na het slotapplaus heel lang in de zaal blijven zitten (lacht).
De Wever zat indertijd ook in De Allerslimste Mens, maar haakte onderweg af omdat de regeringsvorming niet rondkwam. Hij lachte me een keer toe: “Ik ben blij dat ik eruit moest stappen, want van u had ik niet kunnen winnen.” “Bart, voor één keer geef ik je groot gelijk”, antwoordde ik bescheiden.
Zelfs de Franstalige pers vond je overwinning in De Allerslimste Mens vermeldenswaardig.
“Bert, hier zijn Franstalige journalisten. Dat maken we alleen mee bij het Songfestival”, bekende een VRT-medewerker me doodernstig. En dan moet je weten dat de Vlaamse en Franstalige redacties in hetzelfde gebouw werken. Ze kennen elkaar niet. Omgekeerd geldt dat ook. “Monsieur Kruismans, u maakt ook grappen in Vlaanderen”, vroegen Franstalige reporters (lacht). Het fenomeen Bekende Vlaming kennen ze niet in Wallonië. De ‘boekskes’, die worden in Wallonië geïmporteerd uit Frankrijk. Dus ze kennen vooral de Franse vedetten. Er zijn zelfs Waalse acteurs en zangers die eerst in Parijs scoren en via die omweg pas in Wallonië bekend raken.
En tussen die twee landshelften ligt dan nog het Brusselse terra incognita. In Vlaanderen kennen we de eindejaarsshows van Geert Hoste en Michael Van Peel. Ik doe in de eindejaarsperiode hetzelfde in Brussel, maar die voorstellingen worden in Vlaanderen amper opgepikt. Soms lijkt het alsof ik in vier landen speel: Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Brussel.
Wat heb je na twintig jaar in het vak geleerd?
Ten eerste dat er nog steeds een groot verschil is tussen het publiek in grootsteden en op het platteland. Het ene publiek is niet beter dan het andere, het is gewoon anders. Ten tweede is comedy een interessant medium om de vinger aan de pols te houden. Ik voelde bijvoorbeeld perfect aan wanneer het dossier Vangheluwe verteerd was. De eerste maanden was het onmogelijk om grappen te maken over die deugniet. In West-Vlaanderen bleef Vangheluwe het langst gevoelige materie. Tenslotte was het ‘hun’ bisschop. In Antwerpen was Hans Van Temsche lang een moeilijk onderwerp. Ik denk dat pakweg een rockband die polsslag minder aanvoelt. Volg jij de collega’s? Nauwelijks. Ik ben amper op de hoogte van het werk van andere comedians. Niet uit onwil, maar om hen te bekijken, moet ik toch weer die zetel uit. Net op die ene avond dat ik zelf eens thuis ben. Ik ben altijd een Einzelganger geweest. Er is geen comedykliekje waar ik bij hoor. Ze vragen mij ook nooit voor een benefiet samen met andere komieken. Hoe triestig is dat? (lacht)
Over twintig jaar interviewen we je nog eens. Waar spreken we af?
Dat vind ik moeilijk. Misschien ben ik dan niet meer aan het spelen. Het romantische idee van blijven doorgaan tot het bittere einde is niet aan mij besteed. Optreden, kilometers maken en optreden is ontzettend plezant, maar behoorlijk belastend. Ik sta vaak bijna twee uur op het podium zonder pauze, dat is zoals een voetbalmatch met verlengingen zonder half-time. Ik zal allicht wel nog schrijven, want dat doe ik heel graag. En schrijven kan je overal ter wereld. Mail me anders op bertisbinnen@kruismans.be...