Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Over vijf jaar keert het tij voor de bij”
Nieuww kweekprogramma vraagt inzet van imker én buburger
Vlaams onderzoek legt bloot dat het zogenaamde ‘deformed wing virus’ een nog grotere ere impact heeft op de bijen dan aanvankelijk werd aangenomen. Het lijkt de zoveelste klap voor deze fragiele schakel kel in ons ecosysteem. ysteem. En toch is er hoop, p, dankzij een kweekprogramma ramma met bijen die virusresistent resistent zijn. De varroamijt, het deformed wing virus, insecticiden, teeltbeperkingen en ziektes: een heleboel factoren zorgde er de voorbije jaren voor dat abnormaal veel bijenpopulaties afstierven. In ons land overleeft een op de drie bijenvolken de winter niet. Onderzoek van de KU Leuven en de UGent toont nu aan dat het effect van besmetting met het zogenaamde deformed wing virus, dat door de varroamijt wordt overgedragen, veel groter is dan algemeen werd aangenomen. Toch is Dirk de Graaf, professor van UGent en directeur van het expertisecentrum Honeybee Valley, niet zo somber gestemd.
Wat hebben jullie in de studie precies gedaan? We hebben computerchips aangebracht op de rug van bijen, waarmee we heel precies hun activiteiten kunnen meten. Zo wisten we precies wanneer ze begonnen te foerageren, hoeveel vluchten ze deden en hoelang die duurden, maar ook wat de levensverwachting is van de dieren. Zoals de naam het zegt, kenmerkt het deformed wing virus zich zeer duidelijk in misvormde vleugels. Maar veel bijen zijn ook drager van het virus zonder dat we dat uitwendig aan de vleugels kunnen vaststellen. In de literatuur overheerste de mening dat dit een minder grote impact heeft. Maar ons onderzoek toont aan dat ook de verborgen variant van het deformed wing virus grote gevolgen heeft. Bijen begonnen te vroeg te foerageren, werkten minder lang en stierven sneller. Naar schatting de helft van onze bijen is besmet met dit virus. Dan lijkt de situatie van de bij toch nog meer precair dan al gedacht? Onze studie legt weer een stukje van de puzzel bloot, waarmee we aantonen dat het dragen van virussen nefaster is dan men dacht. Daardoor geloof ik nog meer in ons nieuwe selectieprogramma, dat we nu vanuit de Honeybee Valley lanceren. Dat houdt in dat we vooral willen kweken met bijen die een virusresistentie hebben. We selecteren teeltmoeren (bijenkoninginnen, red.) die in staat zijn dat virus te bekampen en dat genetisch door te geven aan hun nakomelingen. In plaats van ons in het selectiewerk vooral te richten op honingopbrengst en zachtaardigheid van de bijen - kenmerken waar de imker belang aan hecht - bekijken we ook nadrukkelijk de weerstand tegen virussen.
Is dat voldoende om de bijen te redden?
De strijd speelt zich op verschillende fronten af, we zoeken nu juist mensen met verschillende deskundigheden. Voor de teelselectie rekenen we mee op de imkers. We willen samen met hen ook de bedrijfsmethode verbeteren, door hen te leren op een andere manier aan bijenteelt te doen. Daarnaast steunen we initiatieven die de burger aansporen om in zijn tuin bijenvriendelijke planten te zetten. Als de gewassen in landbouwgebied zijn uitgebloeid, verandert die omgeving voor bijen in een woestijn. Burgers kunnen daarin voor alternatieven zorgen in hun tuin, ook in de stad. Ook het verhaal van de pesticiden speelt een rol. Dit Vlaams bijenteeltprogramma, dat wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid en door Europa, vormt een heel belangrijke hefboom. Ik verwacht dat de situatie van de honingbijen over drie, ten laatste vijf jaar, echt moet kunnen keren. Dat sterftecijfer van één derde tijdens de winter moeten we zo kunnen terugbrengen naar de normale verliescijfers van 10 tot 15 procent. In Nederland lukt dat, bij ons moet dat ook lukken. HANS OTTEN