Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Carnaval heeft altijd bestaan”
Eeuwenoud volksgebruik nog niet met uitsterven bedreigd
In aanloop naar Aswoensdag beleven de carnavalisten hun hoogdagen. Maar waar komt die voorliefde voor de zotskap vandaan? En heeft ze in deze digitale tijden nog een toekomst? Meer dan ooit, zo blijkt.
Carnaval is de jaarlijkse se gelegenheid om een gek pak aan an te trekken en even helemaal uit de bol te gaan. Maar er zit zowel historisch alsls sociologisch meer achter er dan louter een simpele le verkleedpartij en een verrhoogd drankgebruik, k, vertelt Jef Langenaeken,n, voormalig voorzitter van an de Federatie van Europeese Narren (FEN) Vlaandeeren en zelf al 46 jaar overrtuigd carnavalist.
Waar komt carnaval vandaan? Jef Langenaeken: Als je er de historische werken en op na slaat, kom je allerlei ei theorieën tegen. In feite te kun je twee grote elemenn- ten onderscheiden. Ten eerste bestond er lang voor het christendom de gewoonte om de overgang van de donkere winterperiode naar de lente te vieren. Ten tweede is er de manier waarop de pausen na de intrede van het christendom geprobeerd hebben met die vieringen om te gaan. Sommigen vonden die heidens en verboden ze, anderen probeerden ze in de religie in te passen. In die zin ontstond begin negentiende eeuw in Keulen het Rijnlands carnaval. Voor ze de vastenperiode van veertig da gen induiken, willen mensen nog eens goed uit de bol gaan en er eens lekker van g genieten. Vandaar: het Duits Fastnacht Karneval vind je bij ons vooral in Limburg terug als de Vastenoavand- vieringen. Wat de ware toedracht ook zij, er heeft altijd een vorm van carnaval doorheen de mensheid bestaan.
Is carnaval in Vlaanderen dan niet overal hetzelfde? Nee, in Limburg en de Belgische Maaskant wordt net als in Keulen, Aken en Maastricht het Rijnlands carnaval gevierd, met als basisingrediënten feesten, optochten, goed drinken en lachen. In Brabant vind je carnaval dat zijn voedingsbodem vindt in het Bourgondisch carnaval, dat op bepaalde punten verschilt van het Rijnlandse. In Aalst wordt dan weer op een heel andere manier carnaval gevierd. Daar ligt de nadruk meer op het spot drijven met politiek en wereldgebeurtenissen, minder op het feestgebeuren met prinsenwagens zoals in Limburg. Aalst is op dat vlak uniek, terwijl het carnaval in Halle ook weer onvergelijkbaar is in Vlaanderen. Daar bouwen de verenigingen wagens en beeltenissen die bepaalde zaken of thema’s uitbeelden, zonder er de spot mee te drijven. Dat is een heel mooie viering met knappe voetgroepen.
Spreekt carnaval de jongeren nog aan? Te weinig instroom is er zeker niet, integendeel. We zien over de jaren heen zelfs een exponentiële groei van de populariteit van carnaval. Dat vertaalt zich niet alleen in de groei van carnavalsstoeten en het aantal bijkomende verenigingen, maar merk je ook aan de manier waarop carnaval in basisscholen gevierd wordt. Samen met het Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag heb ik enkele jaren geleden een lesbrief rond carnaval naar alle lagere scholen gestuurd, die nog altijd gebruikt wordt. Dat bewijst dat de jeugd geboeid en enthousiast is. Ik zie de toekomst met vertrouwen tegemoet.
Wat spreekt daar zo in aan? Mensen willen een uitlaatklep, ze willen eens anders doen dan normaal. Bij carnaval is iedereen gelijk, er is geen onderscheid meer tussen een werkman, dokter of professor. Iedereen trekt een ludiek pak aan en de identiteit verdwijnt achter dat masker, van welke sociale klasse ook. Dat kan eens per jaar, dat kun je ook geen weken volhouden. Het gaat terug op de nar die één dag per jaar ongestraft de waarheid over zijn heer mocht vertellen. De figuur van nar of gek leeft nog nadrukkelijk voort. HANS OTTEN