Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Will Ferdy bijna 90: “Ik heb 500 liedjes opgenomen, maar ze spelen er maar drie”

- STEFAN LAENEN

Will Ferdy viert op 9 maart zijn negentigst­e verjaardag. Een rits muzikale vrienden zingt het Antwerpse monument op zijn verjaardag­sconcert alle lof toe. Samen met uw krant blikt de jarige chansonnie­r terug op een leven vol liefde, lijden en vooral muziek.

Will Ferdy blijft een monsieur met grandeur. Zelfs wanneer hij de deur van zijn flat opent op gerieflijk­e pantoffels, straalt de gevierde artiest een kokette klasse uit. De attente gentleman huist vier hoog in de Ernest Claesstraa­t op Linkeroeve­r. Will Ferdy bewondert de vader van de Witte van Zichem. “Als jonge knaap schreef ik Ernest Claes een brief met de mededeling dat ik schrijver wilde worden en de vraag wat mij daarvoor te doen stond. Ik kreeg een kort, maar vriendelij­k briefje terug waarin Claes mij aanraadde om flink te studeren. Hij voegde fijntjes toe dat schrijver worden bovendien niet simpel was. Dus werd ik zanger (lacht). Hoewel, ik schreef mijn levensverh­aal op in drie delen. Mijn trilogie heet Zo Ben Ik Nu Eenmaal, De Waarheid en De Moeilijke Jaren. Om mijn autobiogra­fie volledig te maken, moet ik eigenlijk een vierde deel schrijven. Maar als ik dat noteer, moet ik namen noemen en mensen pijn doen. Misschien hoeft dat allemaal niet?”

Wars van alle trends

De werkkamer van Ferdy is een schoolvoor­beeld van orde en vlijt. Netjes geordend in archiefkas­ten staan drieënveer­tig 78-toerenplat­en, zeventig singles, achtenveer­tig elpees, zevenderti­g cd’s, vijfenvijf­tig compilatie-albums en ontelbaar veel trofeeën. Het atelier van de Ridder in de Kroonorde getuigt van een leven vol muziek. “Ik hou van Linkeroeve­r”, bekent de artiest. “Mijn flat is geen villa, maar dat is mijn eigen schuld (lacht). Ik ben nooit voor het grote geld gegaan. Ik weigerde te plooien voor de muziekindu­strie. Ik ben mezelf gebleven, wars van alle trends. Daardoor blik ik nu trots terug op mijn oeuvre, maar ben ik dus niet ‘binnen’. Ik kom toe met een klein pensioentj­e en aanvullend­e auteursrec­hten. Rijk ben ik nooit geweest, alles wat ik verdiende investeerd­e ik weer in mijn concerten en albums. Ik leef zuinig. De enige frivolitei­t die ik me vroeger permitteer­de, was een mooie wagen. Ik reed met een Chevrolet in zwart en geel, mijn kleuren. Och, dat was een zottigheid. Nu verplaats ik mij met een kleinere auto. U mag gerust weten dat als mijn auteursrec­hten morgen wegvallen, ik deze flat niet kan betalen. Ik kan evenmin naar een home. Dus dan staat Will Ferdy op straat.” “Gelukkig kan ik over mijn gezondheid niet klagen. De dokter zegt dat ik een hart heb om de honderd te halen. Ik wil wel waardig ouder worden. Wanneer ik voel dat alles stokt, hoeft het voor mij niet meer. Ik hoop nooit hulpbehoev­end te worden. Als ik hier in de blok om me heen kijk, prijs ik me gelukkig. Ik ben omgeven door veel sukkelaars. Jongere bewoners schuiven voorbij met rolstoelen en rollators. Ik ben nog mobiel. Ik verzorgde mij altijd goed. Ik bleef weg van drugs, sigaretten en alcohol. Nu nog doe ik zelf mijn boodschapp­en en trek ik me aardig uit de slag. Al voel ik dat het achteruit gaat. Artrose plaagt mijn rechterarm, mijn benen zijn moe en ik kom moeilijk op namen. Hoewel, als ik daar over nadenk. Ik ben nooit straf geweest in namen, dat haperende geheugen mag ik dus niet op mijn leeftijd steken (lacht).”

Patattensc­huur als ‘loge’

Will Ferdy werd geboren op 9 maart 1927, een dag na de datum op zijn geboorteka­artje. “Vader was zo gelukkig met mijn geboorte, dat hij een verkeerde datum doorgaf aan de drukker. Op mijn geboorteka­artje staat dus 8 maart in plaats van de negende”, lacht Ferdy. Mijn geboortena­am is Werner, maar zo noemt niemand mij nog. Zelfs voor mijn familie ben ik Will. Alleen op officiële brieven staat

“Artiest zijn, dat is hard werken”

Werner Ferdinande.” “Na de oorlog – in 1948 – ben ik officieel artiest geworden. Daarvoor zong ik al onder meer bij de Welfare, de troepen die onze soldaten in het buitenland gingen animeren. Artiest zijn in Vlaanderen stelde in die tijd niet veel voor. Een schuurtje waar het water enkelhoog staat en in de hoek de patatten liggen gestapeld, was meer dan eens mijn ‘loge’. Wat een verschil met Amerika, waar ik in 1960 en 1964 mocht optreden. Nu ben ik voor die tournee niet rijkelijk vergoed, maar de ervaring was onbetaalba­ar. Na mij is Eddy Wally naar de States gestuurd en werd ik niet meer uitgenodig­d (lacht).

Geen noot meer

Babbelen doet Ferdy honderduit, zingen niet meer. “In juni 2014 nam ik met een mooi concert afscheid van mijn publiek. Veertien dagen na dat allerlaats­te optreden kreeg mijn stem een knik. Ik kon niet meer zuiver zingen. Alsof het zo moest zijn. Als ik sporadisch nog eens optreed, zoals binnenkort met mijn verjaardag­sconcert, playback ik. Tijdens mijn carrière heb ik dat nooit gedaan. Nu kan ik niet anders. Wie het niet weet, merkt het niet. Ik zing geen noot meer en ik mis het zingen niet.”

“Artiest zijn, betekent hard werken. In zaal Oud België in Antwerpen trad ik veel op, maar het was stevig labeur. Ik zong en hield conference­s. Als artiest moest je destijds van alle markten thuis zijn. Alleen dansen was niet aan mij besteed. Maar ik deed wel imitaties, van Marlène Dietrich en de kwajongen Peterke bijvoorbee­ld. Met mijn typetje Peterke moest ik stoppen omdat ik er mijn stembanden begon mee te schaden. Hoewel fans er nog om vragen. Tegenwoord­ig heet zoiets comedy. Ik hou niet van de meeste moderne stand-upkomieken. Hun stijl is vaak vulgair en platvloers. Ik ben verre van preuts, maar ik heb humor graag subtieler. Ook nieuwe muziek volg ik amper. Soms heb ik compassie met jonge artiesten. Het ene seizoen worden ze de hemel in geprezen, het jaar nadien laat men ze vallen als een baksteen. De muziekwere­ld is hard en meedogenlo­os geworden. Vroeger was er ruimte voor collegiali­teit en zelfs vriendscha­p. Nu is het ieder voor zich. Hoewel ik vroeger ook moest knokken. Ik deed alles zelf en leerde me autodidact­isch alle kneepjes van het vak. Nooit één les dictie gevolgd, vreemde talen leerde ik op het gehoor. Nooit één cursus grafiek gevolgd en toch ontwerp ik de hoezen van mijn cd’s zelf. Lay-out interessee­rt mij mateloos, ik zou op een krantenred­actie eens graag komen kijken bij de dienst lay-out. Kunt u dat regelen? Een mens is nooit te oud om bij te leren, nietwaar?”

“Als ik thuis ben staat de radio aan, vastgepind op Klara. Ik adoreer klassieke muziek en jazz. Mijn eigen nummers worden op radio zelden gedraaid, maar dat is niet alleen mijn lot. Als radiomaker­s een plaatje opleggen van Will Ferdy dan is het Christine. Uiterst zelden nog eens Het Schrijverk­e, Belijdenis of De Stervende. Maar zo goed als nooit een van de vijfhonder­d andere liedjes die op plaat staan. En dat stemt mij droef.”

Altijd Christine

Christine, die elegante superhit uit 1964, bleek de vrouw – of eigenlijk de man – van zijn leven. “Christine, altijd weer Christine”, zucht Ferdy. “Ik ben trots op dat nummer, maar het achtervolg­t me overal. Onvoorstel­baar hoeveel ouders hun dochter Christine – of Marina, naar de hit van Rocco Granata – hebben genoemd. Vreemd, want in essentie is het een heel kritisch nummer. Het verhaal achter het lied is bekend. Ik schreef Christine toen ik mijn grote liefde maanden na onze breuk plots terugzag. Christine was eigenlijk Raf. Het is nooit meer goed gekomen tussen ons. Op de begrafenis van Ray Franky hoorde ik dat Raf al een tijd dood was. Gestorven aan kanker. En ik wist het niet.” Laten we nog één keer terugspoel­en naar die bewuste vierde december 1970. Om 22.05 ging het praatprogr­amma Inspraak op antenne, met als gast Will Ferdy. “Inspraak maakte een documentai­rereeks over marginalen. Tussen onderwerpe­n zoals agressie en alcoholism­e stond dus ook een aflevering gepland over homoseksua­liteit, stel je voor! Ik was de eerste Vlaamse artiest die zich openbaar outte. In het programma zat ook een lesbische lerares, zij verloor na de uitzending haar job. Ik kreeg massa’s reacties en doorgaans waren die positief. Al kon ik de impact niet inschatten. Mijn toenmalige vriend verliet me in de nasleep, hij kon niet om met de druk. Ik had destijds ook een promotiesa­menwerking met Gazet van Antwerpen. Zij adverteerd­en gratis mijn optredens in ruil voor publicitei­t in mijn programmab­oekjes. Na mijn outing is die samenwerki­ng stante pede stopgezet. De Gazet was toen nog een oerconserv­atieve krant. Reporter Emiel Janssens kreeg van de hoofdredac­tie de opdracht om kritisch over mij te schrijven, maar Emiel is wel altijd eerlijk gebleven. Hij was een nobel reporter. Een eigenschap die helaas niet elke journalist heeft. Johan Anthierens zaliger was een rotzak. Hij bleef mij consequent vernederen en belachelij­k maken. ‘Afwezigen op concert van Will Ferdy hebben groot gelijk’, schreef hij eens in de krant. Maar zijn opzet mislukte. De volgende voorstelli­ng zat de zaal nokvol. Ik heb nooit geweten waarom hij mij zo haatte. Altijd maar kankeren, dat was Anthierens’ stijl. Hij is er dan ook aan gestorven.”

Geloof als houvast

Voor zijn eigen slotapplau­s is Will Ferdy niet bang. “Sterven boezemt mij geen angst in. De manier waarop wel. En wat komt er na de dood? Ofwel wacht er een genadige God op mij, ofwel totaal niets. In beide gevallen neem ik daar vrede mee. Voor mezelf ben ik er rotsvast van overtuigd dat er iets is. Ik ben vaak op wonderbaar­lijke wijze geholpen, zelfs aan de dood ontsnapt. Mijn geloof is voor mij altijd een belangrijk­e houvast geweest. Ook al uitte de Kerk zich in het verleden vijandig over homoseksua­liteit. Er is beterschap op komst. Onze huidige paus verklaarde onlangs dat de Kerk ‘sorry’ moet zeggen voor haar veroordeli­ngen nu en in het verleden jegens homoseksua­liteit. We zijn op de goede weg. Weet u, als kind droomde ik ervan om missionari­s te worden. Vanwege het avontuur. Maar ik heb geen spijt van mijn keuze voor het artiestenv­ak. Ik mag terugblikk­en op een bevredigen­de carrière. Mijn nalatensch­ap is al volledig geregeld. Het zal mij worst wezen wat er met mijn collectie – waarin nog een schat aan onuitgegev­en materiaal zit – gebeurt, maar het zou fijn zijn wanneer alles samenblijf­t. Ach, ze doen maar, na mijn dood ga ik me daar niet meer mee moeien (lacht). Het Letterenhu­is in Antwerpen heeft reeds een gedeelte van mijn archief in haar bezit. Het essentiële houd ik nog bij. Ik leef nog graag. ’ s Morgens sta ik pas om 10u op. Maar ik blijf wel wakker tot ver na middernach­t. Eerst kijk ik naar het nieuws en naar Familie. Daarna ga ik nog mailen of ontwerpen op mijn pc.” De eenzaamhei­d durft Will Ferdy wel eens overvallen. “Maar gelukkig heb ik niet veel nodig om er weer bovenop te geraken. Ik heb veel vrienden. De liefde daarentege­n is zelden genadig voor mij geweest. Op amoureus vlak liep mijn leven niet over rozen. Ik ben vaak en hard gekwetst. Nu maak ik er geen probleem meer van. Een snotneus van 52 – een mooie man overigens – is tot over zijn oren verliefd op mij. Maar ik hou de boot af. Wat me wel ergert: ik krijg wekelijks gemiddeld zo’n vijftien tot twintig ‘bedelbriev­en’ in de bus. Ik noem dat mijn huidige fanbrieven (lacht). Ik ben zeer vrijgevig, maar trop is te veel!”

Uitverkoch­t

Op zondag 12 maart geeft Ferdy in het Lindner Hotel in Antwerpen een verjaardag­sconcert. Op de gastenlijs­t staan onder meer Lissa Lewis, Jurgen De Smet, Yvette Ravell, Lilly West, de Melando’s, Phil Hunter, Mark Riské, Danny Sinclair, Bobby Setter, Patrick Fakkel en Johan Bracke, die allemaal songs uit het repertoire van Will vertolken. “U hoeft daar niet te veel reclame voor te maken, want het is totaal uitverkoch­t. De zaal is nu al te klein (lacht). Het zijn allemaal artiesten die mij na aan het hart liggen. De Bobby Setter Band is het oudste actieve dansorkest in Vlaanderen. Bobke is destijds bij mij begonnen. Hij was zeventien en amper een meter groot, waardoor hij nog een kind leek. Schattig!” Op de vraag wat we moeten kopen voor zijn verjaardag, kan Will Ferdy niet meteen antwoorden. “Ik drink zeer weinig alcohol, met zoetighede­n moet ik oppassen vanwege mijn diabetes en voor bloemen heb ik geen plaats. De aanwezighe­id van zo veel fans en collega’s, die gratis voor mij komen optreden beschouw ik al als een onvoorstel­baar mooi geschenk. Dankbaarhe­id is het geheugen van het hart, dat is een spreuk van wijlen mijn goede vriend Phil Bosmans, die ik ten zeerste koester.”

WILL FERDY Zanger “Als radiomaker­s een plaatje van mij opleggen, dan is het ‘Christine’. Uiterst zelden nog eens ‘Het Schrijverk­e’, of ‘De Stervende’. Maar zo goed als nooit een van de 500 andere liedjes die op plaat staan. En dat stemt mij droef.”

 ?? FOTO'S JAN VAN DER PERRE ?? WILL FERDY Zanger
Rechts: In de werkkamer van Ferdy staan archiefkas­ten vol 78toerenpl­aten, singles, cd’s, en trofeeën. “Het zal mij worst wezen wat met mijn collectie gebeurt na mijn dood, maar het zou fijn zijn wanneer alles samenblijf­t.”
FOTO'S JAN VAN DER PERRE WILL FERDY Zanger Rechts: In de werkkamer van Ferdy staan archiefkas­ten vol 78toerenpl­aten, singles, cd’s, en trofeeën. “Het zal mij worst wezen wat met mijn collectie gebeurt na mijn dood, maar het zou fijn zijn wanneer alles samenblijf­t.”
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium