Gazet van Antwerpen Stad en Rand
UITGEKEKEN
Carl Huybrechts deelt elke week zijn televisieervaringen met ons.
Het Merksemse fenomeen Astrid komt bij mij binnen als een vederlicht paradijsvogeltje dat wordt opgetild en meegevoerd door de bries in BV-land, een goedkope manier om hogerop te geraken. Legendarisch zijn haar dommige commentaartjes op het menselijke bestaan én het taaltje dat ze hanteert: Antwerps met de kleverige smaak van Amerikaanse bubblegum. California Dreaming, palmbomen, motoren, de Stille Oceaan, duizelingwekkende sterrenhemels en veel te grote blinkauto’s, hier zoekt Astrid haar geluk. Nu aan de zijde van de genaamde Bram Coppens, nieuwe vlam, regisseur van spectaculaire reclamespots. Bram is kleiner van was dan Astrid, maar boert voor de rest niet slecht. Patserkar, zware motor, vliegtuigje, Bramski Airlines. Als Gentenaar etaleert hij zijn tongval met evenveel brio als zij de hare. Zij noemt hem liefdevol ‘het ventje’, hij spreekt haar aan met ‘poezemie’. Bramski doet qua lijzigheid bij het praten in niets onder voor poezemie en houdt daarbij het hoofd wat slapjes opzij. Beetje klef allemaal voor de gemiddelde Harleyrijder. We kregen ook de achterkant van het geluk te zien. Het vogeltje leek even lood in de vleugels te hebben. Ze klaagde tegenover huisvriend Tanguy Ottomer (coolste stadsgids ter wereld) haar geldelijke nood. De aanslepende echtscheidingszaak versus ‘den John’ kost haar karrevrachten geld. Ze toonde de facturen van haar advocaten. Die variëren van 19.000 tot 55.000 dollar per maand. “Per maand???”, verslikte Tanguy zich. Astrid heeft om het allemaal te kunnen trekken nu ook een eigen lijn sportkledij. “Van die coole leggings en die coole tops.” Na een fotoshoot in de woestijn van het Joshua Tree National Park, met Astrid als model, Bramski als fotograafski, en Jani als stylist, sprak het ventje tot de modegoeroe, in een jacuzzi : “Wat de mensen niet weten is dat Astrid een meisje is met beide voetjes op de grond, héél simpel.” Jani bevestigde: “Wat ze eigenlijk gewoon wil is een tas soep in de tuin als het winter is.” Daar ben ik niet zo zeker van, maar ik ben geen kenner. Toen het verliefde koppeltje op een rotsblok naar de oogverblindende sterrenhemel keek zei ze: “Kijk, dat is de Grote Beer”, en tekende vervolgens de constellatie in de lucht. Dat was niet de Grote Beer. Zeker weten. Ik ben bij de scouts geweest. Het kan van pas komen, ’s nachts in de woestijn.