Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik geneer me voor mijn eigen generatie”
Jef Rademakers laat Amsterdams hippietijdperk herleven in ‘Moef Ga Ga’
Jef Rademakers werd 18 jaar midden in de Summer of Love, vijftig jaar geleden. In zijn roman Moef Ga Ga schetst hij het begin van zijn studententijd in Amsterdam, destijds een magneet voor progressieve en seksueel vrijgevochten jongeren. “Pardon, maar je begrijpt dat ik daarheen moest”, lacht de gewezen televisiemaker.
Jef Rademakers (Roosendaal, 1949) maakte tot begin jaren negentig in Nederland naam als producent van tv-programma’s, zoals
Klasgenoten en het spraakmakende De PinUp Club. Na zijn tv-carrière verhuisde de neerlandicus naar Brasschaat, waar hij zich onder meer toelegt op het verzamelen van schilderijen en poëzie en proza schrijft. In zijn jongste roman Moef Ga Ga vertelt Jef Rademakers hoe hij in 1967 als student uit de provincie in Amsterdam op kot gaat, en zijn verhuizing naar de magische hoofdstad dreigt uit te lopen op een nachtmerrie.
Wát u ging studeren was niet zo belangrijk, schrijft u in Moef Ga Ga, zolang het maar in Amsterdam was. Vanwaar die fascinatie voor de stad?
Jef Rademakers: In 1967 was er wereldwijd een kantelmoment met de Summer of Love. In San Francisco bereikte de hippiecultuur die zomer haar hoogtepunt met drugs, vrije liefde, geëngageerde songs en protesten tegen de oorlog in Vietnam. Vrijwel meteen waaide die beweging over naar Amsterdam, dat met zijn Provobeweging en Damslapers zelfs even de hippiehoofdstad van Europa werd.
In Vlaanderen spreekt men eerder over mei ’68. Waarin ligt het verschil?
Het katholieke Vlaanderen liep niet meteen voorop in de hippiebeweging, al was er ook hier van alles gaande. De jongerenrevolutie kwam in Vlaanderen langzamer op gang. Op dat vlak was de jeugdbeweging een voortrekker met de fameuze T-dansants. Het studentenprotest van mei ’68 in Leuven bleek hier een ijkpunt. Het begrip soixantehuitards, dat in Vlaanderen ingeburgerd is, kent men in Nederland dan weer helemaal niet.
Uit de roman spreekt geen eenduidig positief beeld over die periode. Je kijkt er met gemengde gevoelens op terug?
Met het ouder worden kijk je onherroepelijk achterom. En natuurlijk ontroert zo’n confrontatie met het verleden, maar tegelijk geneer ik me voor mijn eigen generatie. In de geschiedenis is er waarschijnlijk nooit een andere generatie geweest die zo overtuigd was van het eigen gelijk. Wij waren progressief en dachten te weten hoe de wereld verbeterd moest worden. De gevestigde orde – ouders en profs– was niet meer dan een bende zielige figuren. De provincie was niks, Amsterdam was heilig. Het katholieke geloof sloeg aan het wankelen, maar er kwam een nieuw geloof: het vooruitgangsgeloof. Ik werd lid van een progressieve studentenvereniging, sloot me aan bij de socialistische partij, las een linkse krant en preekte de vernieuwing. Maar ik wist niet eens waar die over ging. Waar er in mijn beroepsleven geen gebrek was aan ‘eigenwijsiteit’, vind ik dat ik me in mijn studentenjaren al te gemakkelijk heb neergelegd bij de mainstream.
Dat klinkt als een mea culpa.
Dat is het ook enigszins, deze roman is een biecht. Op mijn 23ste was ik de jongste universitair docent in Amsterdam en geleidelijk rolde ik van de academische wereld in de media. In het café zat ik naast kunstenaars en tv-makers, en voor ik het wist maakte ik zelf ook zo’n tv-programmaatje. Dat ging soepel, we dachten toch allemaal hetzelfde.
Er wordt soms gesteld dat de studententijd de gelukkigste tijd van het leven is. Ook voor u?
Zeker niet. Wat ik dacht dat een bevrijding zou worden, bleek – zeker in het begin – een beklemming. Ik ging in Amsterdam studeren om aan het gezag van mijn moeder te ontkomen, maar daar wachtte me een nog veel grotere gezagscrisis: die van een jongerenbeweging tegen de gevestigde orde. Hoewel de jongeren nu
streetwise zijn en op hun 18de meer seksuele ervaring hebben dan wij destijds, ben ik ervan overtuigd dat zij zich in dat ontheemde nog steeds herkennen.
De titel van het boek verwijst naar een tvprogramma. Waarom?
Moef Ga Ga was in Nederland het eerste muziekprogramma voor de moderne jeugd. Het eerste tv-programma met sexy balletdanseressen. Nu klinkt dat misschien duf, maar toen was dat heel wat. De beelden waren nog in zwart-wit, veel mensen hadden nog geen tvtoestel, en studenten al helemaal niet. En dan zit je zo’n programma te bekijken onder de afkeurende blik van je ma of hospita.
Het moederpersonage loopt niet hoog op met de vestimentaire gewoontes. Langharige hippies omschrijft ze als ‘Jezus Christus in ’t burger’.
(lacht) Destijds was het ondenkbaar dat je als jongere je kleding zelf koos. Je trok aan wat je moeder voor je had klaargelegd. Toen ik begon te studeren, was ik zo’n keurig jongetje. Al vlug wilde ik een snor en baard, maar ja, er groeide toch niks. Later heb ik dat wel goed gemaakt. Met tweedehandskleding van het Waterlooplein en heel lang haar.