Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Nog geen 5% kiest voor openbaar vervoer
Bus, tram en trein krijgen werknemers in provincie Antwerpen niet uit auto
Drie op de tien werknemers in de provincie Antwerpen gaan met de fiets naar het werk. Dat is een forse stijging ten opzichte van 2015. Ook opmerkelijk: slechts 4,6% van de werknemers kiest voor het openbaar vervoer.
Acerta, een specialist in personeelszaken, heeft een mobiliteitsonderzoek gedaan bij 70.000 werknemers uit de provincie Antwerpen. Daaruit blijkt dat 70% in 2016 met de auto naar het werk ging. “Dat aantal stijgt. In 2015 ging het om 69%”, zegt Sarah Peeters, directeur van Acerta. “De kost voor het autogebruik is voor de Antwerpenaar duidelijk niet hoog genoeg om de auto te laten staan. Bovendien hebben de aanmoedigingen van de overheid om vaker het openbaar vervoer te nemen geen effect. Slechts 1,9% van de werknemers in de provincie Antwerpen gaat met de trein naar het werk. Het Belgische gemiddelde ligt op 2,4%. En slechts 2,7% van de werknemers in de provincie Antwerpen kiest voor de bus.”
Minder vrijheid
De Lijn kampt met een tekort aan chauffeurs en kan het aantal busritten dus niet zomaar uitbreiden. Bovendien staan bussen bijna even vaak in de file als auto’s, en biedt een bus veel minder vrijheid dan een persoonlijke wagen. “De trein en de bus zijn nochtans goedkoper dan ritten met de auto”, zegt Sarah Peeters. “Maar de werkgever kan natuurlijk niet zowel een bedrijfswagen als een abonnement op het openbaar vervoer terugbetalen.” De NMBS kondigt wel aan dat ze haar dienstverlening in de provincie Antwerpen vanaf december zal uitbreiden (zie kader).
88% werkt in eigen provincie
Opvallend is ook dat het aantal Antwerpenaars dat naar zijn werk fietst, is gestegen van 24% in 2015 naar 30% in 2016. “Dat dringt het autogebruik deels terug”, zegt Peeters. “Er zijn bijvoorbeeld werknemers die in de zomer met de fiets gaan werken, en in de winter met de auto. Zij zorgen in de zomer dus voor minder files. Met die 30% doet de provincie Antwerpen het erg goed. In de rest van Vlaanderen ligt het fietsgebruik voor woon-werkverkeer gemiddeld 30% lager dan in Antwerpen.” Een van de verklaringen voor het hogere aantal fietsers is dat maar liefst 88% van de werkende inwoners van de provincie Antwerpen, een job in de eigen provincie heeft. “De gemiddelde woon-werkafstand in de provincie Antwerpen is slechts zestien kilometer”, zegt Peeters. “Bedrijven kunnen ook een belastingvrije fietsvergoeding geven. De werknemer krijgt dan per gereden kilometer tot 0,23 euro belastingvrij bijgestort bij zijn nettoloon, ook voor de elektrische fiets. Dat maakt fietsen naar het werk aantrekkelijker. Zeker omdat je dan ook van de stress in de file af bent.” Een van de bedrijven die sterk inzetten op fietsen naar het werk, is Atlas Copco in Wilrijk. Het personeel staat elke maand een deel van het brutoloon af en mag in de plaats een fiets gebruiken. Na drie jaar is de fiets eigendom van de werknemer. “In februari kwam 26% van onze werknemers met de fiets naar het werk. In de zomer loopt dat aantal op tot 34%”, zegt Nico Delvaux, manager bij Atlas Copco.
Alternatief voor bedrijfswagen
Jef Van den Bergh (CD&V), federaal parlementslid uit Kalmthout, heeft een wetsvoorstel ingediend om die belastingvrije fietsvergoeding uit te breiden voor elektrische fietsen die harder rijden dan 25 kilometer per uur. De federale regering neemt daar dit voorjaar een beslissing over.
In april legt minister van Mobiliteit François Bellot (MR) ook een nieuw plan voor het mobiliteitsbudget neer. Het is de bedoeling dat de fiets en het openbaar vervoer in fiscaal opzicht minstens even aantrekkelijk worden als de bedrijfswagen. “De regering moet wel oppassen”, zegt Sarah Peeters. “Bijna 10% van de werknemers in de provincie Antwerpen rijdt met een bedrijfswagen naar het werk. Als zij in plaats van die bedrijfswagen bijvoorbeeld een stuk onbelast loon zouden krijgen dat ze zelf aan een vervoermiddel kunnen besteden, is de kans groot dat werknemers voor een eigen auto zullen kiezen. Omdat een privéwagen een langere levensduur heeft dan een bedrijfswagen, worden de wagens op de weg dan ouder, en oudere modellen stoten meer schadelijke stoffen uit. We moeten dus opletten dat het nieuwe mobiliteitsbudget het milieu geen schade berokkent.”