Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“We zijn ongelooflijk dankbaar dat we nog leven”
Luca, Janne en Yoëlle, vijf jaar na het verkeersdrama waarbij 28 mensen omkwamen
Psycholoog worden. Ooit nog eens kunnen skiën. De dromen van Luca, Janne en Yoëlle (alle drie 16 jaar) zijn niet buitensporig. Een gewoon leven is al wonderlijk genoeg. Vijf jaar geleden kropen ze door het oog van de naald in Sierre en overleefden ze de busramp die 28 andere kinderen en begeleiders het leven kostte. “Elke dag denken we aan hen”, zeggen ze. “Maar we zijn ook ongelooflijk dankbaar.”
Straf. Op het eerste gezicht lijken het drie Lommelse tieners zoals alle andere. Bijna niets dat doet vermoeden welke helse nacht Janne Drossart, Yoëlle Van Mildert en Luca Van Asten meemaakten, die 13de maart 2012. Bijna niets. Want Yoëlle kan nog maar pas zonder haar rolstoel. Janne heeft nog een litteken op haar voorhoofd. En Luca liet een tatoeage zetten. “Een engel in mijn zij. Om mijn overleden vrienden altijd bij mij te hebben.”
Het is vijf jaar later nog steeds even onwerkelijk, het drama in de tunnel in het Zwitserse Sierre. Hoe de bus op de terugweg van de sneeuwklas in Saint-Luc crashte tegen de tunnelwand en vijftien van hun klasgenoten en twee begeleiders van basisschool ’t Stekske het niet overleefden. “Van het ongeluk zelf kan ik me totaal niets meer herinneren”, zegt Janne. “Een zwart gat”, zegt Luca. Maar voor Yoëlle blijft er wel nog een beeld hangen. “Ik zie mezelf nog steeds liggen op die brancard, omringd door militairen die me naar de ambulance brachten.”
Nooit meer tennissen
Van hun drieën was Yoëlle er het ergst aan toe. Aanvankelijk dacht ze zelfs dat ze nooit meer zou kunnen lopen. “De dokters spraken van een dwarslaesie, een volledige verlamming van mijn nek tot mijn tenen”, zegt Yoëlle , die aan de enorme klap ook twee gebroken benen, een verbrijzelde enkel en een klaplong overhield. “Ze hebben mij meteen met een helikopter naar het ziekenhuis van Lausanne gebracht. Daar dachten ze dat het nooit meer goed zou komen met mij, maar na een week kon ik toch mijn linkerhand bewegen. Toen was er opnieuw hoop.” De revalidatie duurde lang. Met tal van operaties en een enkel die weer in elkaar moest worden gestoken. Opnieuw drie maanden in het ziekenhuis, vorig jaar, omdat haar linkerbeen was scheefgegroeid. Een rechterarm die altijd gedeeltelijk verlamd zal blijven. En een rolstoel. “Vandaag kan ik eindelijk zonder. Ik heb hem wel nog bij me voor als ik lang moet staan.” Ook het herstelparcours van Luca en Janne was hobbelig. Janne voelt haar enkel nog steeds opspelen als ze lang wandelt. En haar hoofd is soms nog wat gevoelig. Van Luca werd even gevreesd dat zijn onderbeen geamputeerd moest worden. “De vleeswonde op mijn knie bleef zwart. Mogelijk had ik bloedvergiftiging. Maar gelukkig is het zover niet gekomen.” Vlak na de ramp kon Luca niet staan. Langzaam maar zeker leerde hij weer stappen. Door keihard te werken. “Het gaat goed nu. Maar tennissen, dat kan ik sinds het ongeval niet meer. Vroeger deed ik dat zo graag. Nu heb ik een nieuwe passie: dansen. De pijn die ik daarbij voel, daar probeer ik doorheen te bijten.”
Een engel in de zij
Maar die loodzware fysieke kant is niet eens het grootste litteken. De vrienden die ze toen verloren, die wegen feller door. En dat beseffen ze nog elke dag. “Ik heb thuis op tafel een plaatsje vrijgemaakt waar foto’s staan van de sneeuwklas in Zwitserland”, zegt Janne. “Bij die foto’s brandt altijd een kaarsje. Elke dag, al vijf jaar lang.” Ze draagt net als Yoëlle een halsketting ter nagedachtenis aan de andere kinderen en aan meester Raymond en juf Veerle. Luca liet een engel tatoeëren. En de drie zijn erg gehecht aan een kussen dat ze maakten op sneeuwklas, met de namen van alle klasgenoten. De overlevers zitten vandaag niet meer allemaal in dezelfde klas. Niet iedereen volgt in het middelbaar dezelfde richting. “De zes van ons die nog op dezelfde school zitten, hebben ze de eerste twee jaar wel bewust in dezelfde klas gezet, zodat we elkaar zo veel mogelijk konden helpen.” En dat gebeurde ook. De psycho- loog die in de nasleep van het ongeval bij hen thuis kwam, hielp Janne en Yoëlle bijvoorbeeld niet zo fel vooruit. “Het deed ons veel meer deugd om met elkaar te babbelen. Omdat we allemaal hetzelfde hebben meegemaakt en elkaar dus ook veel beter kunnen begrijpen.” Op de speelplaats zoeken ze mekaar soms nog op. Maar dan niet meer om over het ongeval te spreken. “We worden daar niet graag aan herinnerd”, zeggen ze. “We halen vooral de leuke herinneringen aan vroeger op. Hoe fantastisch het was met al onze vrienden en vriendinnen tijdens die skivakantie in Saint-Luc. Maar ook al die grappige momenten die we met hen in de klas of tijdens andere uitstappen hebben beleefd.”
Blonde prinses
Het schept een band, zo’n ramp doorstaan. Ook met de hulpverleners. Alle drie hebben ze nog contact met hen. “De man die mij uit de bus heeft gehaald, stuurt mij ook nog geregeld een berichtje, om te weten hoe het met mij gaat”, zegt Janne. De verpleegster die Luca de eerste dagen in Zwitserland verzorgde, is zelfs een keer met kerst naar Lommel gekomen. “Een fantastische verrassing”, zegt de jongen. Twee jaar geleden gingen ze terug naar de plaats van het ongeval, samen met andere nabestaanden en overlevenden. “De hulpverlener die toen mijn leven heeft gered, herkende me meteen”, zegt Yoëlle. “Mijn blonde prinses met krulletjes, zo noemt hij mij. Ik ben hem zo ontzettend dankbaar.” Vandaag proberen ze vooral door te gaan. Niet meer te veel stil te staan bij die rampnacht. “We zitten alle drie nog steeds niet zo graag in het verkeer”, zeggen ze. Maar skiën, daar houden ze wél nog van. Luca en Janne stonden al terug op de latten, voor Yoëlle is het haar grote droom dat het niet meer té lang moet duren. “Ooit, als het nog beter gaat met mijn benen, moet dat toch lukken. Want wat is er mooier dan in de sneeuw van de bergen glijden?”
JANNE Overlevende busramp Sierre ‘‘ Thuis, bij de foto’s van de sneeuwklas, brandt altijd een kaarsje. Elke dag, al vijf jaar lang.’’