Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Plots was ik een boek aan het schrijven”
Jan Van der Cruysse, exwoordvoerder Brussels Airport pakt met ‘Bling Bling’ thrillerminnend Vlaanderen in
In hetzelfde jaar met je debuutthriller én de Hercule Poirotprijs én de Diamanten Kogel winnen, de twee Vlaamse prijzen voor de beste Nederlandstalige misdaadroman, het was nog niemand gegeven. Jan Van der Cruysse, exwoordvoerder van Brussels Airport, bracht het met Bling Bling als eerste voor elkaar. Zijn relaas over een uit de hand gelopen diamantroof in de luchthaven van Delhi wordt over de hele lijn de hemel in geprezen.
Bij de uitreiking van de Diamanten Kogel leek u bijzonder gecharmeerd toen u werd gevraagd een dedicatie in het Bling Blingexemplaar van Bob Mendes te schrijven. Vormden zijn factionthrillers voor u een bron van inspiratie?
Niet echt. Ik ken Bobs werk natuurlijk, maar het Angelsaksische oeuvre heeft me altijd meer aangetrokken. Toen ik jong was, was dat vooral sciencefiction. Op het vlak van de verbeelding, kan daar eigenlijk weinig tegenop. Daarna werden het vooral spionageromans en actiethrillers. Maar het gekke is, als je begint te schrijven, dan lees je niet meer. Je hebt er gewoon geen tijd meer voor. Naast mijn bed ligt een stapeltje boeken, maar dat zal pas worden aangebroken, als het manuscript van Bling Bling 2 bij de uitgever ligt. Het blijft natuurlijk wennen om in één adem vernoemd te worden met eerdere winnaars als Bob Mendes, Jef Geeraerts of Toni Coppers. Mijn tweede boek zal moeten aantonen dat ik meer dan een eendagsvlieg ben.
Het is dus niet zo dat u, zoals andere schrijvers wel eens vertellen, bewust geen andere boeken leest, opdat ze uw eigen werk niet zouden beïnvloeden.
Helemaal niet. Zo diep denk ik daar niet over na. Ik lees louter om me te amuseren. Lee Child of Stieg Larsson bijvoorbeeld. Maar ook de reisboeken van Bill Bryson. Ik hou enorm van diens tongue in cheekhumor.
Weet je, ik ben aan Bling Bling begonnen zonder dat ik ook maar enige intentie had om het te laten publiceren. Ik zat op 1 augustus 2014 officieel zonder werk en had na een weekje of zo al mijn paperassen op orde. Je doet dan nog wat dingen in huis, gaat met je vrouw een paar keer winkelen, wacht op antwoorden op geschreven brieven en that’s
it. Wat moet een mens met al die vrije tijd? Geloof het of niet, maar in september betrapte ik mijzelf er plots op dat ik aan een boek begonnen was. Ik had daar altijd al wel zin in gehad, maar het was er nog niet van gekomen. Misschien wel omdat ik dacht dat boeken schrijven een echte stiel was. Een vak dat je moest leren voordat je eraan kon beginnen. Maar ik kon alleen maar vaststellen dat ik daadwerkelijk de koe bij de horens had gevat.
Ik ben blijven schrijven en met Kerstmis was mijn eerste boek af. Daar lag het dan, een dik pak papier. Allez, toch al iets dat ik van mijn bucketlist kan schrappen, was mijn eerste reactie. Ik was er con- tent mee, want ik had het soort boek geschreven dat ik zelf graag zou willen lezen. Met korte, snelle hoofdstukken en hier en daar een streepje humor.
Er moet toch al een zekere outline in uw hoofd hebben gezeten. De aanzet tot een plot?
Ja, er was al iets aan het broeden. Maar het gekke is, het is niet het verhaal dat je in Bling Bling kan lezen. De 527 bladzijden van dat boek vormen maar de introductie tot mijn eigenlijke opzet met een diamantroof als centraal thema.
Als woordvoerder van de luchthaven was ik van tamelijk dichtbij betrokken bij de grote diamantroof die hier in Zaventem plaatsvond (op 18 februari 2013, red.). Ik kreeg toen vragen van journalisten van Al Jazeera hoe het mogelijk was dat er acht man met kalasjnikovs op het tarmac waren geraakt, terwijl oude dames om veiligheidsredenen hun tandpasta moesten afgeven. Dat was behoorlijk confronterend.
Ik begon mezelf voortdurend vragen te stellen. Waar kunnen die gasten met die diamanten ter waarde van een paar honderd miljoen dollar naartoe? Je kan misschien één steen hier en een andere steen daar proberen te verkopen, maar dan blijf je ontiegelijk lang bezig en je loopt vroeg of laat toch in de kijker. De enige oplossing zijn de criminele milieus. Maar dat soort contacten kan dan weer je gezondheid schaden. En wat als je de stenen uiteindelijk toch zou kunnen verkopen? Waar ga je vandaag nog met zoveel zwart geld naartoe? En kan je, met al dat geld op je schoot, je partners nog wel vertrouwen? Combineer dat alles met de kwetsbaarheid van de Antwerpse diamantsector wat witwasoperaties betreft en de gewelddadige, wraakzuchtige misdaadorganisaties die er hun brood mee verdienen en de kiem voor een geweldig verhaal leek gelegd. Ik kwam steeds weer tot dezelfde conclusie: diamanten stelen is veel gemakkelijker dan er weer vanaf te geraken.
De inspiratie kwam dus grotendeels uit uw beroepsleven.
De aanzet alleszins, maar ik heb me natuurlijk ook verdiept in de nodige achtergrondliteratuur. Over forensische procedures, over de diamanthandel, over buitenlandse locaties, noem maar op. Een misdaadverhaal moet realistisch blijven. Bij mij zal niet snel iemand van de vierde verdieping naar beneden springen en dan fluitend wegwandelen. Maar het is meer dan dat. Ik hoop écht dat van mijn boek ook de goesting uitstraalt die ik heb gevoeld toen ik het aan het schrijven was. Ik vond het zo plezant dat de introductie tot mijn eigenlijke verhaal tot een boek van bijna zeshonderd bladzijden is uitgegroeid. Ik zie dus geen andere mogelijkheid dan de trilogie te vervolledigen, om mijn verhaal helemaal te kunnen vertellen.
Zowat alle recensenten en juryleden zijn het erover eens, je boek doet bijna onVlaams aan. Je personages reizen met het grootste gemak de wereld rond
en voelen zich thuis op de meest exotische locaties.
Dat is natuurlijk een beetje de aard van het beestje. Ten tijde van mijn vroegere job vond ik het doodnormaal dat mensen naar de andere kant van de wereld trokken om daar een businessdeal af te sluiten. Het soort misdaadverhaal dat ik wilde schrijven, had gewoon een internationale setting nodig. Wat niet wil zeggen dat voor misdaadromans dicht bij huis geen publiek zou bestaan. Mijn contacten met andere auteurs en mijn ervaringen op de Boekenbeurs hebben me geleerd dat romans op herkenbare locaties, met herkenbare personages bijzonder goed scoren. Ieder zijn ding, hè.
Dat India zo prominent in het boek voorkomt, heeft veel te ma- ken met het feit dat ik verliefd ben geworden op dat land. Ik ken geen andere plek ter wereld waar er zoveel geuren, kleuren en sensaties allerhande tegelijk op je afkomen. Je lijkt wel op een andere planeet te zitten.
Je boek draait rond een diamantroof op een luchthaven. Heb je bij het schrijven niet enige schroom gevoeld ten opzichte van je exwerkgevers en excollega’s?
Absoluut. Sommige dingen moet je gewoon niet op papier zetten. Niet omdat ik gebonden zou zijn aan enig contract van geheimhouding, maar omdat ik vind dat het zo hoort. In al die jaren dat ik woordvoerder van de luchthaven ben geweest, had ik een uitstekende relatie met de pers. Ik heb me alleen geërgerd aan een beperkt aantal reporters dat het nodig vond om maar te blijven doordrammen over de veiligheidsprocedures en daarbij echt te diep wilde graven. Als je alles aan iedereens neus gaat hangen, dan kan je je beveiligingssysteem beter ineens opdoeken. Daarom dat ik er ook in mijn boek niet te diep op ben ingegaan. Wat ik schrijf, is in theorie mogelijk, maar ik denk niet dat iemand het snel zal nadoen. Dat zou ook heel onvoordelig uitpakken voor wie het toch probeert, dat staat ook expliciet in mijn inleiding.
Mijn 20.000 ex-collega’s op Zaventem hebben een groot deel van mijn leven uitgemaakt. Het is dan ook geen toeval dat ik Bling Bling op de eerste bladzijde aan hen opdraag voor de warmte, zorg en toe-
wijding die ik al die jaren met hen mocht delen. Ik zal hen altijd en overal verdedigen. De luchthaven zelf ook, trouwens. Het is een geweldige organisatie, gedragen door mensen die elke dag het beste van zichzelf geven voor de passagiers.
Na de terroristische aanslagen op Zaventem heb je je op een gegeven moment openlijk uitgesproken, ook al was je zelf niet meer in functie.
Ik was daar toen echt kapot van. Het leek wel alsof ze mijn eigen familie hadden opgeblazen. Ik voelde me heel machteloos. Ik had daar twintig jaar gewerkt en ik was er niet toen het gebeurde. Ik heb daar twee maanden mee geworsteld. Ik heb dan in een lang stuk op Facebook mijn frustraties geventileerd. Ik vind België een geweldig land. Geef ons wat beter weer en we zouden in het beste land ter wereld kunnen wonen. Maar we maken er toch altijd zulk een knoeiboel van. Met al onze regeringen, al die overlegorganen, het hopeloos versnipperde middenveld. Dat kost allemaal bakken geld, alles blijft troebel en ondoorzichtig en als er al iets bougeert, is het doorgaans te weinig en holt men achter de feiten aan. We zijn gewoon niet goed bezig. En zo creëer je opportuniteiten voor mensen die het niet goed menen met onze samenleving. Daar zit eigenlijk mijn frustratie.
Je wint met je debuut de twee grote Vlaamse thrillerprijzen. Doet dat iets met een mens?
Dat zal wel zijn. Zeker omdat ik het boek aanvankelijk puur als tijdverdrijf had geschreven. Tot enkele familieleden het onder ogen kregen en me zeiden: ‘ Kameraad, dat is helemaal niet slecht. Zoek toch een uitgever!’ Via via ben ik dan op een schrijversdag in Oostende beland. Een soort speeddating-evenement waar aspirerende schrijvers in gesprekjes van vijftien minuten de aanwezige uitgevers moeten trachten te overtuigen van de potentie van hun boek. Eigenlijk was de boel daar volzet, maar mijn contactpersoon zei me van toch maar te komen. Er kon altijd een gaatje vrijkomen. En dat was ook het geval. Ik mocht aanschuiven bij een vriendelijke dame van het Davidsfonds, bij wie ik met verve mijn project begon te verdedigen. Er was helaas één probleem, zij was eigenlijk gespecialiseerd in kinderboeken. Maar ik moet toch een gevoelige snaar hebben geraakt, want ze vroeg me om mijn manuscript. Een maand daarna kreeg ik telefoon: ‘Hebt u al een uitgever? Zo niet, dan willen wij graag met u in zee gaan.’ Dat was een geweldig wowmoment. Daarna zijn er die twee prijzen bijgekomen, maar dat ene telefoontje was toch het summum. Of mijn naam heeft meegespeeld? Niet op het moment dat ik dat eerste gesprek had. Ik ben zelf niet over mijn beroepsverleden begonnen. Dat mijn naam de eerste oplage wat de hoogte heeft ingestuwd, dat zou kunnen. Elke marketingtool is natuurlijk meegenomen.
JAN VAN DER CRUYSSE
Auteur ‘Bling Bling’ ‘‘Mijn tweede boek, Bling Bling 2, zal moeten aantonen dat ik meer dan een eendagsvlieg ben.’’
Je lijkt niet vies van een vleugje erotiek. Fifty Shades of Bling Bling?
Och, dat valt nog goed mee, vind ik. Het mag erbij, hè. Ik lees dat ook graag. Maar het mag niet te expliciet worden. Als het er met Elisabed in bed wat ruw aan toegaat, dan is dat het logische gevolg van het feit dat die meid helemaal verknipt is. En wanneer maffiabaas Paata een 19-jarig meisje voortdurend in haar blootje met zich meesleurt als een trofee, dan zegt dat ook iets over die mens. Mocht het boek ooit verfilmd worden, heeft de regisseur al iets om over na te denken ( lacht).
U gebruikt het woord zelf: verfilming. Zijn er al concrete voorstellen gedaan? Bling Bling lijkt er gewoon om te schreeuwen.
Voorlopig is dat nog niet aan de orde. Pas als het laatste deel van de trilogie verschenen is, zou de verfilming van start kunnen gaan. Ik zou het jammer vinden mocht alleen deel één als basis dienen. En ten tweede: ik vrees een beetje voor het kostenplaatje. Jammer, want voor de eerste letter op papier stond, had ik eigenlijk al een tvreeks in gedachten.
Bling Bling 2, meer van hetzelfde?
Ja, het verhaal is nog lang niet rond. Bling Bling moet eigenlijk nog beginnen. Ze komen allemaal terug: Albertien, Beerke, Rik, Paata en Elisabed. Sommige verhaallijnen gaan voort, maar er komen er ook nieuwe bij. Het boek moet nog voor de zomervakantie in de winkel liggen. En dan op naar deel drie…