Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Te veel mama’skindjes, te weinig echte venten
Italiaans wielrennen verliest steeds meer van zijn pluimen
Na 108 edities van Milaan Sanremo is Italië met 50 zeges nog altijd sant in eigen land. Maar die zeges zijn al flink stof aan het vergaren, want de laatste tien edities was het noppes voor de thuisrijders. Filippo Pozzato was in 2006 de laatste Italiaanse winnaar en een renaissance zit er niet meteen aan te komen. De teloorgang van het Italiaanse wielrennen in vier klaagzangen.
Geen topploegen meer
De achttien WorldTour-ploegen in 2017 hebben licenties uit dertien verschillende landen. Italië ontbreekt. Bij de oprichting van de Pro Tour in 2005 waren er nog vier Italiaanse topteams. “Een opvallende evolutie”, meent Iljo Keisse van Quick-Step Floors. “Toen ik begon te koersen, waren alle grote ploegen Italiaans. Mapei, Lampre, Saeco. De echte Italiaanse ploegen van nu zijn de kleine teams.” Die kleine ploegen heten Androni Giocattoli, Wilier-Tristina, Nippo-Vini Fantini en Bardiani en behoren tot het procontinentale niveau, zoals Sport Vlaanderen-Baloise.
Een voedingsbodem is er nochtans wel. Met Colnago, Pinarello en Bianchi zitten er drie Italiaanse fietsconstructeurs in de WorldTour. En met Gaerne (schoenen) Rudy Project (zonnebrillen), Vittorio (tubes) en Campagnolo (versnellingsapparaten) zijn er nog enkele Italiaanse fietsbedrijven die verscheidene topploegen sponsoren.
Ook aan Italiaanse renners op het hoogste niveau is er geen gebrek. Veertien van de achttien WT-ploegen hebben minstens één Italiaanse renner in dienst. In totaal rijden er 61 Italianen in de World Tour. Dat zijn er tien meer dan de Belgen, terwijl ons land met Quick-Step Floors en LottoSoudal wel twee topploegen heeft.
Het metier om een ploeg te leiden is ook zeker aanwezig. Tien WorldTourploegen hebben een Italiaanse ploegleider in dienst. In totaal zitten er in de World Tour twintig Italianen aan het stuur. Met Guercilena (Trek-Segafredo) en Saronni (UAE Team Emirates) worden zelfs twee topploegen geleid door een Italiaan.
“Het was mijn wens om een nieuwe Italiaanse ploeg te formeren. We hebben verschillende pistes (onder meer
pastafabrikant Barilla, red.) onderzocht en gecontacteerd, maar niemand durfde het aan. Het ontbreekt de Italiaanse ploegen en sponsors aan lef”, zegt Vincenzo Nibali. De beste Italiaanse renner van de voorbije vijf jaar koos dan maar voor Bahrein-Merida.
10 jaar zonder klassieke zege
Milaan - Sanremo is niet het enige monument uit het voorjaar dat het al een tijd zonder Italiaanse zege moet stellen. Over twee weken is het tien jaar geleden dat Alessandro Ballan de Ronde van Vlaanderen won. Tot tien jaar geleden werd de Ronde van Vlaanderen vaak omgedoopt tot de
Ook Luik - Bastenaken - Luik wacht al sinds 2007 op een opvolger voor Danilo Di Luca. In Parijs - Roubaix moeten we zelfs teruggaan naar Andrea Tafi in 1999. In de periode 2013-2016 haalde niet één Italiaan in één van deze vier voorjaarsklassiekers het podium. En er zit nog niet meteen verandering aan te komen. De Italiaanssprekende renner met het grootste winstperspectief dit voorjaar is een Slowaak en heet Peter Sagan. “Het is een probleem”, zucht Stefano Zanini, ploegleider bij Astana. “De jonge Italianen zijn lui. Vlaanderen is de universiteit van het wielrennen. Hier leer je koersen als een man. Maar het probleem van de jonge Italianen is dat ze verknocht zijn aan de
en niet naar Vlaanderen willen komen.”
Fabio Baldato, ploegleider bij BMC en zowel in 1995 als 1996 tweede in de Ronde van Vlaanderen, beaamt: “Als jonge renner woonde ik van maart tot na Parijs - Roubaix in België om te acclimatiseren aan de kasseien en de typische macadam. Na enkele jaren kende ik de kronkelwegen even goed als mijn Belgische ploegmaats.”
Zijn er dan geen Italiaanse klassieke renners meer? Jawel. Maar ze hebben bij hun ploeg niet de status van kopman. Daniel Oss moet werken voor Van Avermaet. Matteo Trentin is bij Quick-Step Floors hoogstens een schaduwkopman en hij is ook geen renner van het niveau Tafi, Bartoli of Bettini. Eerder het type zoals Daniel Nardello destijds: een prima coureur, goed voor een top tien in de klassiekers, maar nog geen winnaar.
Met Gianni Moscon, Alberto Bettiol, Davide Martinelli en Filippo Ganna zitten er wel wat jongeren aan te komen. “Ze hebben talent, maar worden hier niet erkend”, zegt Baldato. “Voor de Italiaanse media bestaan er maar twee koersen: de Giro en de Tour. De klassiekers verdwijnen onder de radar.”
In het rondewerk hebben de Italianen met Nibali en Aru en de komende jaren ook Formolo, Rosa en Villella wel kwaliteit in huis. “Zij zijn jaloers op onze eendagscoureurs, wij moeten jaloers zijn op hun klassementsrenners”, zegt Jan Bakelants.
Maar ook de klassementsrenners komen er dit jaar voorlopig nog niet aan te pas. Nibali eindigde in de Tirreno - Adriatico pas 26e, op meer dan zes minuten van Nairo Quintana. Aru acteerde nog bleker en gaf ziek op. In de op één na belangrijkste Italiaanse rittenkoers haalde Italië geen enkele ritzege binnen. Met Viviani kon slechts één keer een Italiaan bij de top drie eindigen. Oude knar Domenico Pozzovivo redde ternauwernood de vaderlandse eer met de tiende plaats in de eindstand.
Zelfs meer aandacht voor rugby
De zwakke resultaten stralen ook af op de Italiaanse media. De berichtgeving over de Tirreno - Adriatico kwam bij onze collega’s van de toonaangevende Italiaanse sportkrant
pas aan bod na dertig pagina’s voetbal, autosport, motorsport, volleybal en zelfs rugby. Twee pagina’s op een totaal van 48 was het maximum, en dat als organiserende krant. Op de RAI haalde geen enkele etappe meer dan 600.000 tv-kijkers, en dat voor een land van 60 miljoen mensen. Het is ooit anders geweest. Het gegeven dat Sporza en de Spaanse tv-stations de rechten van RCS, de organisator van alle grote Italiaanse koersen, niet meer kunnen of willen betalen, zal er ook geen deugd aan doen.
Shakespeare verplettert Dante
en Het zijn enkele Italiaanse woorden die al jaren ingeburgerd zijn in het wielerhandboek. Jarenlang was de taal van Dante ook de taal van het internationale peloton. Ook landgenoten als Museeuw, Vandenbroucke en Peeters spraken uitstekend Italiaans. Van de huidige generatie kunnen met Boonen, Gilbert, Bakelants, Vermote en Keisse slechts een paar Belgen vloeiend Italiaans spreken. Tim Wellens volgt sinds kort een cursus. De rest houdt het bij enkele woorden. Ook in de rest van het internationale peloton moet Italiaans steeds meer de duimen leggen. Spaans en vooral Engels zijn het esperanto van de koers.
“Het peloton is steeds meer Angelsaksisch”, erkent Bakelants. “Veel renners zijn het gewend zich bij hun ploeg uit te drukken in het Engels.” Een gevolg van de mondialisering volgens Jens Debusschere. “Vroeger bestond de koers enkel in Europa. Nu komen de renners van overal. Je hoort in het peloton heel veel verschillende talen, maar bijna iedereen kan ook Engels.”
Quick-Step Floors is een ploeg die Italianen altijd heeft omarmd. “In onze ploeg wordt Italiaans nog vaak gebruikt”, zegt Julien Vermote. Zijn ploegmaat Keisse treedt hem bij: “Met Bramati als ploegleider, Alessandro Tegner als persverantwoordelijke en enkele renners is Italiaans nog steeds heel aanwezig bij ons. Maar het wordt steeds minder. Vroeger waren heel veel trainingskampen in Italië en woonden veel buitenlandse renners in Italië. Nu trekt iedereen naar Monaco, Girona of Calpe. En de Italianen spreken nu ook veel beter Engels dan vroeger.”