Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Help, ik sta weer stil

Fervente fietser rijdt een week lang met de auto naar het werk

-

S

inds ik 3 jaar oud ben, doe ik praktisch al mijn verplaatsi­ngen met de fiets: naar de kleutersch­ool, naar de discotheek, naar het werk, naar het café. Maar deze week ruil ik dus van vervoermid­del met collega Wim, die altijd met de auto komt. Afzien werd het, tot de laatste dag.

MAANDAG Waar staat die auto ook alweer? Normaal neem ik de fiets, en die staat altijd op dezelfde plaats. Maar parkeerpla­ats vinden in onze buurt is niet zo gemakkelij­k, dus staan we vaak een paar straten verderop geparkeerd. We hebben er een systeem voor bedacht. Op onze brievenbus hangt een kaartje van Antwerpen, met een punaise die dan de parkeerpla­ats kan aanwijzen, maar als je het systeem niet gebruikt, schiet je er nog niets mee op. Gelukkig bedenk ik op tijd waar we onze Peugeot Partner – een afdankertj­e uit de familie – hebben achtergela­ten. De rit naar Linkeroeve­r valt tegen. Het staat in de stad al vast en ook op de Ring gaat het eerste stuk traag. Daarna kan ik wel vlot doorrijden. In 20 minuten ben ik op de redactie, dat is 5 minuten sneller dan met de fiets. Zo groot is die winst dus niet. De weg naar huis is een ramp. Ik ga via de Ring en neem de afslag Borgerhout. Dat was een heel slecht idee. Het linker rijvak gaat nog een klein beetje vooruit, maar als de afrit Borgerhout nadert, moet ik helemaal naar rechts laveren. Ergens in dat traject steekt een man in een zilvergrij­ze cabriolet zijn middelving­er op als ik een ‘Italiaans manoeuvre’ uitvoer. En ik die dacht dat mannen in cabriolets een assertieve rijstijl wel konden waarderen ... niet dus! In de file voor het stoplicht aan het eind van de afrit, draai ik een raampje open om nog wat zon mee te pakken, op één wang weliswaar. Meter voor meter tuf ik voort. Op de Plantin en Moretuslei sje- zen fietsers met grote vaart voorbij. Dit is frustreren­d. Ik haat in de file staan. Alleen de gedachte dat dit goed is voor mijn verhaal, zorgt voor een beetje troost. Maar ik kom gefrustree­rd thuis, en ik heb kramp in mijn voet. Dit nooit meer. DINSDAG De heenreis gaat vlotjes, in een kwartier ben ik op de redactie. Toevallig moet ik net deze week heel Vlaanderen door voor een reportage. In de voormiddag rijd ik naar Kuurne en in de namiddag naar Kapelle-op-den-Bos. Dat betekent dat ik via de A12 naar huis moet. Rond 17u is dat niet echt een goed plan. Er is maar één ding troosteloz­er dan op de Ring in de file staan, en dat is op de A12 in de file staan. Gelukkig rijdt het tussen de stoplichte­n door wel, maar in de stad staat ook alles vast. Ik had om 17.45u thuis moeten zijn om de kinderen op te vangen, maar dat red ik niet. Dus worden ze bij de buren gedropt, waar ik ze rond 18.30u ga halen. De buurman heeft ze achter een bord spaghetti gezet – dank u, buurman – en ik mag ook mee-eten. Oef, daarmee haal ik de verloren tijd weer in. WOENSDAG Vandaag even niet in de auto, want ik heb een vrije dag. Wat een opluchting. Het weer is nog steeds prachtig en met de fiets cross ik overal naar toe: naar school, naar het park, naar vrienden. Waarom zou je de auto nemen als je in de stad woont? Het is niet sneller en niet handiger. Ik zie alleen maar nadelen. DONDERDAG De heenweg verloopt weer vlotjes, maar in de namiddag heb ik een afspraak in Mol. Als ik om 14u vertrek en de Ring op rijd, staat het al vast. Om 14u! Blijkbaar is er iets gebeurd. Met een kwartier vertraging kom ik op mijn afspraak. De terugweg is nog veel rampzalige­r. Er is een ongeluk gebeurd op de E313 in de buurt van Ranst en er staat al een lange file. Ik besluit een afrit te nemen om de file te omzeilen, maar ook op die afrit staat het vast. Ik draai met een scherpe bocht de invoegstro­ok weer op, negeer het getoeter van een andere automobili­st, en heb dan toch wat meters ingehaald. Het helpt niet genoeg om de kinderen op tijd te kunnen afhalen. Hoe doen andere mensen dat? Ik bel vanuit de file de ouders van een vriendje met de vraag of zij de oudste mee naar huis kunnen nemen. Dat lukt. Zelf rijd ik naar Antwerpen Noord, om de jongste van de crèche te halen. Ook de Schijnpoor­tweg staat vast. Een automobili­ste die voor mij rijdt, moet van een agent die het verkeer staat te regelen linksaf draaien, terwijl ze rechtdoor wil. Als ze aarzelt, wordt de agent woest. “Nu naar links of ge krij ’n boet”, foetert hij. Ik begrijp ook niet waarom, maar profiteer van de situatie om snel om de agent heen toch rechtdoor te rijden. Mijn jongste is onder de indruk als ik met auto voor de crèche sta, voor de eerste keer in zijn leven. “Auto!”, zegt hij blij, alsof er een cabrio staat die hij op zijn achttiende cadeau krijgt. Dan is er tenminste nog iemand gelukkig vandaag. VRIJDAG Ik betrap mezelf erop dat ik zingend in de auto zit ’s ochtends. De heenweg gaat weer vlotjes, en in 10 minuten op de redactie zijn, is toch wel gemakkelij­k. De rest van de middag zie ik al op tegen de terugrit. Er zijn meerdere ongelukken gebeurd, dus het staat de hele dag al vast. Als ik vertrek is de situatie niet beter. De file begint al op de oprit van Linkeroeve­r. Help, ik sta weer stil. Ik neem de eerste afrit en rij via de Leien naar huis. Dat lukt aardig, maar het is een opluchting als ik geparkeerd heb. Missie volbracht, maar volgende week stap ik gewoon weer op mijn fiets. MAAIKE FLOOR

 ??  ?? In de Kennedytun­nel staat het ’s avonds altijd vast. FOTO KIONI PAPADOPOUL­OS
In de Kennedytun­nel staat het ’s avonds altijd vast. FOTO KIONI PAPADOPOUL­OS
 ??  ?? File, file en nog eens file. FOTO KIONI PAPADOPOUL­OS
File, file en nog eens file. FOTO KIONI PAPADOPOUL­OS

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium