Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Jacques Vandermeiren
Haventopman Jacques Vandermeiren neemt geen blad voor de mond
ontgoocheld: “Onze loodsen zijn duur én onbetrouwbaar”
H et is absoluut boeiend werken. De haven is een fascinerende wereld, ik leer elke dag bij. Meer en meer heb ik de kracht van het merk Haven van Antwerpen gevoeld en gemerkt hoe dat zelfs gegroeid is. Maar niets is forever. Daarom ben ik zo ontgoocheld over de acties van de loodsen. In andere landen vinden ze hun loodsen wel te duur, maar zijn ze betrouwbaar. Hier zijn de loodsen duur en niét betrouwbaar. Hun acties tasten de geloofwaardigheid van onze haven aan.” Voor Jacques Vandermeiren (52) zitten zijn eerste honderd dagen als algemeen directeur van de Antwerpse haven er maandag op. In die drie maanden wist de nieuwe topman zich al aardig in de kijker te werken. Onder meer met een uithaal naar het ‘ clandenken’ in de haven, met ingrijpende verschuivingen aan de top van het Havenbedrijf en met een gemeenschappelijke verklaring van alle havengeledingen om werk te maken van een 24 urenservice aan het Deurganckdok. De haventopman blijft zichzelf. Zo komt hij nog dagelijks – soms drijfnat – met de fiets naar het werk. En een blad voor de mond nemen, doet hij nog altijd niet. “Ik ben de voorbije maanden al herhaaldelijk op buitenlandse missie geweest. In februari bijvoorbeeld naar Marseille, waar rederij CMA CGM nog een afscheidsmoment had georganiseerd voor mijn voorganger Eddy Bruyninckx. Ook daar heb ik de grote bewondering en het respect vastgesteld voor onze haven én voor wat Eddy gerealiseerd heeft. Ik merk de grote goesting van de wereldspelers om hun aanwezigheid in Antwerpen te consolideren of zelfs uit te bouwen. Zij willen onze haven aanlopen, nadat men Antwerpen lange tijd te veel had bekeken als een rivierhaven. De uitdieping van de Schelde heeft dat allemaal veranderd. Die heeft duidelijk gemaakt dat Antwerpen voor de allergrootste schepen toegankelijk is. Dankzij Eddy.”
Maar de loodsenactie baart u wel zorgen? We moeten ons realiseren dat niets forever verworven is. Daarom ben ik zo ontgoocheld over hun acties. Ik ken die mensen nog niet, ik bekijk dit vanop afstand. Maar als Antwerpenaar heb ik altijd over de loodsen horen spreken in een context van actie, staking, wrevel. Dat is spijtig, want ik ben ervan overtuigd dat het om zeer professionele mensen gaat die trots zijn op hun beroep. Maar de beeldvorming die zijzelf rond hun job hebben gecreëerd, is ronduit dramatisch. Het lijkt wel alsof ze zich van niets of niemand iets aantrekken. We moeten ons echt de vraag stellen hoe we die situatie kunnen doorbreken. Als man aan de zijlijn stel ik me vragen. Hoe staan zij bijvoorbeeld tegenover de technische evoluties? Waarom hoeven er bij stormweer soms geen loodsen aan boord te gaan en zeggen ze dat ze de beloodsing wel vanop de wal zullen overnemen? Maar bij mooi weer zijn ze wel nodig! Dus kan het technisch gezien blijkbaar zonder hen? Dat lijkt me incoherent. Dan vraag ik me af hoe we tegelijk de nieuwe technieken én hun grote beroepskennis kunnen benutten. Bijna iedereen heeft het tegenover mij over de noodzaak van privatisering van de loodsdiensten. Ik spreek me daar niet over uit, maar wil wel weten wat er nodig is en of er andere modellen mogelijk zijn. Ook in andere havens hoor ik kritiek op hun beloodsing. Daar zegt men dat hun loodsen duur zijn, maar betrouwbaar. Hier zijn de loodsen duur en níét betrouwbaar. Hun acties tasten de geloofwaardigheid van de haven aan. We moeten uiterst voorzichtig zijn met wat we als haven hebben bereikt, want we spelen in een hypercompetitieve wereld. We mogen de motor van onze economie – want dat ís onze haven – niet te grabbel gooien. Weet je, ik was vorige week in Kopenhagen met het koninklijk bezoek. Wel, Maersk en andere rederijen hebben me daar meteen aangesproken over ‘ons’ loodsenconflict. Iedereen in de delegatie kon b JACQUES VANDERMEIREN Over de loodsen Over de Antwerpse mobiliteit aanvoelen hoe gevoelig dat daar ligt.
Hoe wilt u dit probleem aanpakken? Op basis van de ervaringen van de voorbije jaren vrees ik dat er nooit iets fundamenteel is opgelost. Alles lijkt tijdelijk tot het volgende conflict. De vraag is hoelang dit nog gaat blijven duren. Met de audit van de Vlaamse overheid hebben we nu een basis om rond de tafel te gaan zitten. Grijpen we de gelegenheid aan om dit met een bemiddelaar te bespreken, of laten we alweer betijen tot het volgende incident? Nog eens: ik spreek me niet over dé oplossing uit. Maar ik pleit wel voor een meer duurzame organisatie van het loodswezen, veeleer dan te blijven zitten in een systeem dat alles wil behouden zoals het is. Voor ons is dit een bijzonder delicate vaststelling, want wij zijn het die de wereld rondtrekken om internationale groepen te overtuigen hier te komen investe- b ren. En dan krijgen we daar onze zwakheden voor de voeten geworpen, zoals de loodsen en de Antwerpse mobiliteit.
Wat is uw kijk op die mobiliteit? De mobiliteit wordt gepercipieerd als een probleem. Gelukkig is een historisch Oosterweelakkoord gesloten, maar het is nog wachten op de financiering, de bouw, enzovoort. In verband met de mobiliteit is ook het spoor een zorgenkind. Amper 7% van de goederen wordt per spoor vervoerd. Voor de containerterminals is dat nog minder. Het is geen probleem van infrastructuur: we hebben in de haven duizend kilometer spoor! Het is een probleem van beheer. Infrabel staat voor vele uitdagingen en moet besparen, maar het goederenvervoer is voor de spoorbeheerder nooit een prioriteit. Ik pleit dus voor een ander beheer, via privatisering of wat anders. Ik zie vooral dat het vandaag niet werkt. Terwijl nu de bundeling van de containerrederijen tot grotere volumes kan leiden en dat is aantrekkelijk voor de spooroperatoren. In elk geval wil ik de modal shift ( verdeling tussen de verschillende verkeersmodi, red.) aanpakken. Dat is echt een van mijn prioriteiten. b
U begon het jaar met zware kritiek op de clanmentaliteit in de havengemeenschap... Het woord clan was misschien wat te fors. Laat ik het erbij houden dat er hier vele parochies zijn in eenzelfde bisdom. Die hebben allemaal hun eigen historische achtergrond. Als nieuweling heb je dan de indruk dat die parochies elkaar soms ‘vriendelijk jennen’. Dan vraag je je af hoe we de stap kunnen zetten naar een meer performante omgeving die de moderne uitdagingen aankan. Ik merkte een zeer gefragmenteerd kijken naar elkaar en naar de grote dossiers. Plus een zeker conservatisme om zich open te stellen voor nieuwe technieken en nieuwe spelers. Dat verontrustte me. Daar zie ik inmiddels toch positieve stappen. Neem nu b