Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Wat valt er nog te rebelleren?”
De week verschijnt de nieuwe single van Stijn Meuris. Die heet Oud Links en speelt zich af op de Dageraadplaats in Zurenborg. Een Belpopclassic in wording. Maar ook een kritisch nummer over een maatschappelijk fenomeen. “We kunnen ons occasioneel nog wel druk maken over een zwarte piet of een hoofddoek, maar daar stopt het.”
Dat het nummer nu wordt uitgebracht is geen toeval, zegt Meuris. We hebben afgesproken in restaurant May’s, waar het nummer precies een jaar geleden op een zonnige voorjaarsdag geschreven werd. “Ik wilde wachten tot het plein er weer uitzag zoals ik het in mijn nummer beschreven heb.” Stijn Meuris zat destijds samen met de rest van de band aan de nieuwe plaat Vigilant te werken bij producer Nicolas Rombouts, die zijn studio heeft aan het Giraffenplein. “Ik had even pauze, en ging iets drinken op de Dageraadplaats, wat ik altijd al een heel gezellig plein heb gevonden. Meestal verlies ik me dan meteen in de stapel kranten die ik bij me heb, dus ik zie eigenlijk nooit wat er om me heen gebeurt. Maar dit keer wél. Het was druk en alle terrasjes zaten vol. Ik heb – in een stream of consciousness – opgeschreven wat ik zag, en dat is het nummer geworden.”
Inwisselbaar rechts en links
Wàt hij precies zag stemde Meuris evenwel niet meteen vrolijk.
Oud Links plaatst immers een kanttekening bij de afbrokkelende breuklijn tussen politiek rechts en links. Ooit elkaars tegengestelden, maar stilaan onderling inwisselbaar. “De achterliggende gedachte van de song is: what’s
going on? We hebben kritiek op alles en nog wat, zijn het nergens mee eens en vinden dat alles beter moet. De andere kant is altijd fout, en gek genoeg zegt die andere kant hetzelfde over ons:
Ik zag ze voor het laatst/ op de drukke Dageraadplaats. Hippe oudere vrouwen met kortgeknipt grijs haar/ Ze zaten kritisch bij mekaar/ Hun mening vormt niet langer gevaar/ zoals ze daar samen praten/ op de drukke Dageraadplaats/ Van hun lange groene lanen/ naar hun landgoed in Toscane/ waar ze zoete wijn verbouwen/ in verantwoord vervallen gebouwen. Ik ben geen Antwerpenaar, maar voor mij is de Dageraadplaats een bastion voor een bepaalde manier van denken. En van het gedrag dat daarmee gepaard gaat.”
Teleurstelling
Dat precies definiëren valt Meuris moeilijk. “Het ging me over een teleurstelling die ik al langer voelde. Kunnen we nog iets betekenen in dit maatschappelijk bestel? Ik denk niet dat het nog volstaat om – zoals je in de straten die op dit plein uitgeven overal ziet – een affiche aan je raam te hangen over iets waar je voor of
tegen bent. Niet dat daar iets mis mee is, maar er spreekt toch een gevoel van onmacht uit: als je een affiche ophangt, iets gaat eten op de Dageraadplaats en er ongeveer zo en zo uitziet, heb je voldaan aan je linkse plicht. Of zo lijkt het toch. Wel, ik ben geneigd om te denken dat dat niet volstaat. Dat merkte je ook na de verkiezingen. De storm die hier opstak toen Bart De Wever burgemeester werd, is meteen daarna weer gaan liggen: ‘Eigenlijk, ça va nog’.”
Geen oplossing
Meuris benadrukt dat Oud Links vooral een observatie is, en geen afrekening. Hij heeft, getuige de songtekst, zelf trouwens ook geen pasklaar antwoord in de mouw zitten. “Klopt. Ik herken mijzelf in hen/ als iemand die met moeite went/aan wat rechts is/ en wat nog rest van links. We kunnen wel heel stoer zeggen hoe het moet, maar met de werkelijkheid geconfronteerd – de aanslagen in Brussel, het feit dat de politieke kleur in de stad veranderd is – bieden we geen oplossing. En als ik interviews lees met bijvoorbeeld John Crombez, voel ik dat hij dat ook beseft. We’ve lost the war. Misschien komt dat wel omdat we het allemaal redelijk goed hebben, momenteel. De frigo zit vol en we zouden ook graag hebben dat dat zo blijft. Zo hol je de linkerkant van het politieke spectrum uit. Want laat ons wel wezen: wat valt er nog te rebelleren? We kunnen ons occasioneel nog wel druk maken over een zwarte piet of een hoofddoek, maar daar stopt het. Dat zijn discussies in de marge. Terwijl: ik zie de toenemende armoede, de verloedering, en het verval. Ik zie mensen die niet meer meekunnen en strompelend over straat lopen. Dat wilde ik met dat nummer even onderstrepen.”