“Het was echt heel slecht”

Yannick Verstraeten en Nijlen slepen zich naar seizoenseinde

Nijlen sleept zich naar het einde van het seizoen. Het kon al twee maanden niet meer winnen, verloor zijn laatste vier matchen en incasseerde in die vier wedstrijden maar liefst twaalf doelpunten. Tot overmaat van ramp kon het in slechts twee van de laatste acht matchen scoren. Op Leopoldsburg verloor blauwwit kansloos met 30.

“We speelden zaterdag ver beneden ons niveau”, begint Yannick Verstraeten. “Het was echt slecht, en dan reken ik mezelf daar ook bij. Dit was mijn slechtste wedstrijd van het seizoen, samen met die tegen Houtvenne. Leopoldsburg was sneller op de bal en was scherper in duel, wij lagen in elk onderdeel onder. Voor de derde week op rij pakten we ook drie tegendoelpunten. Inmiddels zijn we ook onze status van beste verdediging al kwijt. Ik weet ook niet hoe het komt. Heeft het te maken met vertrouwen, of de negatieve spiraal waar we inzitten?”

En zo moet Nijlen vlak voor het einde van het seizoen toch weer gaan rekening hou- den met de degradatie. “Dat had niemand in Nijlen verwacht. Met nog twee matchen te gaan, zouden we in principe nog kunnen degraderen, maar dan moet alles wel tegenzitten. De onderste ploegen moeten nog tegen elkaar, de kans is dus klein dat het nog gebeurt. Maar wij moeten gewoon zelf voor onze redding zorgen. Binnen twee weken spelen we onze laatste thuismatch tegen Eppegem: als we dan punten pakken, zijn we gered. Bovendien nemen Arno Dircx, Bart Thys en Sam Mellebeek dan afscheid van het thuispubliek, zij stoppen met voetballen. Dat moet in stijl gebeuren.”

Dit mindere seizoenseinde dreigt voor Nijlen meteen ook al het goede van laatste maanden overboord te gooien. Verstraeten: “Dat is typisch menselijk, dat mensen vooral het negatieve onthouden. Ik zie dat nu ook bij onze supporters, die zijn de laatste weken ook veel kritischer geworden. Dat is ook maar normaal, ze betalen om ons bezig te zien, dan verwachten ze ook iets terug. Hopelijk kunnen we hen in de laatste thuismatch nog eens laten juichen.”