Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Dansen op muziek uit een menselijk bot
Sophie Vangheel van Cunina legt eerste steen van middelbare school in Sekha
Op meer dan 7.000 kilometer van de plek waar Luc tegen zijn ziekte vecht, begint de dag zoals alle andere aan de Cuninaschool in Sekha, een dorp ergens in het voorgebergte van de Himalaya, waar we op rondreis zijn met de vzw uit Geel. Uit alle windrichtingen komen kinderen aangelopen, over de centrale zandweg, langs steile bergpaadjes en slalommend tussen rotsblokken, waar ze scherp tegen afsteken met hun knaloranje uniformpjes. Onder hen ook de drie petekinderen van Luc.
Nu al lopen hier zo’n vierhonderd kinderen school, ruwweg van drie tot dertien jaar, met dank aan de maandelijkse stortingen van hun Vlaamse peetouders via Cunina, de Kempense vzw die in zes landen zo’n 3.000 kinderen onderwijs verschaft. In Sekha gaan er nog een paar honderd bijkomen. Met een deel van de schenking van Luc bouwt Cunina hier een middelbare school bij, acht klaslokalen, keurig symmetrisch uitgetekend tussen de huidige kleuter- en basisschool in. “Zo kunnen we ze hier tot hun achttiende jaar deugdelijk onderwijs bieden
in hun eigen omgeving”, zegt Sophie Vangheel, stichter-voorzitter van Cunina. Het belang daarvan is groot in een arm land als Nepal. Maar een kleine minderheid kan hier naar de betere privéscholen, voor de anderen is het behelpen in het staatsonderwijs, of ze moeten heroïsche afstanden afleggen om op een school te geraken, of ze worden door hun ouders thuis gehouden om te helpen bij het boeren, of ze worden – in de ergste gevallen en in de armste streken – meegelokt door louche figuren naar de stad, waar ze worden uitgebuit, doorgesluisd naar de seksindustrie in India of Pakistan, of eindigen als straatkinderen. In een van de nationale kranten stond woensdag het nieuws dat Nepal nog 5.000 straatkinderen telt.
Boeddhistisch ritueel
Van die grauwe realiteit valt hier in het schilderachtig tegen een bergwand gelegen Sekha niets te merken. De honderden kinderen verzamelen op het zonovergoten grasveld tussen de lage, in vrolijke kleuren beschilderde klaslokalen en joelen zoals kinderen dat overal op alle speelplaatsen doen. Tot een lerares een soort van gongslag geeft en ze allemaal op rijen gaan staan, klaar voor de och- tendsessie gymnastiek en het Nepalese volkslied, dat ze met toewijding brengen. Daarna rennen ze normaal gezien naar hun klas, maar niet vandaag. Er staan twee feestelijke evenementen op stapel: elke leerling overhandigt aan Sophie een bloemetje of bloemslinger, als teken van appreciatie voor wat al die verre Vlamingen voor ze doen. Nadat ze aldus letterlijk bedolven is geraakt onder de dankbetuigin- gen,wil Sophie de eerste steen leggen van de middelbare school. Dat kan echter pas als een boeddhistische lama met een rode punthoed een lang ritueel heeft uitgevoerd, waarin hij bidt, danst en op een uitgehold menselijk bot – het scheenbeen, volgens een lerares – klaaglijke tonen blaast.
Pittoresk dorpje
Na deze bijzondere start van de schooldag, is er apart een ontmoeting met Mitesh, Mishan en Kushal, de drie petekinderen van Luc in Sekha, en hun moeders. Met Mitesh gaan we helemaal mee tot in zijn dorpje, Pangma, net onder Sekha. Te voet is het zo’n veertig minuten stappen, wij doen er met een terreinwagen, over de amper berijdbare weg, nog altijd zo’n twintig minuten over, onafgebroken kronkelend en hotsend en botsend dieper de vallei in. Het is de moeite waard. Het is haast onmogelijk om niet dweperig te doen over Pangma. In de stralende middagzon liggen hier enkele tientallen primitieve, maar pittoreske huisjes, sommige van okerkleurige leem met een strooien dak, andere van steen met in felle kleuren geschilderde houten balkons, weer andere met ruwe bamboeterrassen, en overal tussendoor en eromheen weelderig groen, sinaasappelbomen, bananenplanten, bloemenperkjes, potten met planten, grazende geitjes langs de paadjes en fraaie landschappen in de verre achtergrond. Marketeers van toerismebureaus hadden het niet beter kunnen ontwerpen.
Bier en knuffels
We krijgen een simpele en overvloedige maaltijd opgediend (rijst, linzen en een paar stukjes aardappel en stevig doorbakken kip) op een koel terras van een van de grotere huisjes. Daarbij wordt een lokaal bierbrouwsel geserveerd dat werkelijk niet te drinken is, maar dat Pasang, de lokale coördinator van Cunina, zich zeer laat smaken. Terwijl we eten, lopen buren en familieleden af en aan op een soort van binnenplaats, wordt de baby des huizes door iedereen doodgeknuffeld en leest Mitesh in zijn beste Engels een brief van Luc voor. Het is om er wantrouwig van te worden, zoveel idyllisch, landelijk geluk, maar het lijkt toch allemaal authentiek.
Een jonge verpleegster in een in 2010 door Cunina gebouwd gezondheidscentrum, zorgt wat later voor de realitycheck. Ze wordt voor haar werk nu betaald door de staat en verdient per maand 120 euro. “Eerst 60, maar ze heeft onlangs opslag gekregen”, zegt Pasang. “Eigenlijk zou ze 220 euro moeten krijgen, maar ja…” De overheid in Nepal heeft geen geld, minder dan 3% van de bevolking staat geregistreerd bij de belastingdienst. En de elite van die overheid is in de eerste plaats geïnteresseerd in financiële zelfbediening. Er is hier nog een zeer lange weg te gaan.