Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Bedelaar Willy “Twintig jaar heeft hij op straat geleefd en toch kon ik hem niet helpen”
Neef en begeleidster van overleden Antwerpenaar vragen meer begrip voor daklozen
Een stille dood sterven, het gebeurt ook op straat. Willy Goeyvaerts (56), een van de beroemdste bedelaars van Antwerpen, overleed afgelopen weekend na twintig jaar zonder dak boven het hoofd. “Ik werk in de zorg en zelfs ik kon hem niet helpen”, reageert zijn neef Gerard. Er bestaat niet zoiets als kiezen voor de straat, klagen hij en zijn begeleidster Isabelle aan.
“Ik ben heel mijn leven bezig met de daklozenproblematiek, vanachter mijn bureautje. En intussen gebeurt het gewoon in mijn eigen familie. Zonder dat ik er iets aan kan doen.” Socioloog Gerard Van Menxel (61) zat in februari in zijn zetel, voor zijn televisie, toen zijn neef Willy plots door het beeld wandelde. Met lange baard en dikke wallen, maar daarboven dezelfde blauwe ogen als veertig jaar geleden. “Het was in de reportage Op Straat van Wannes Deleu, die een maand lang tussen Antwerpse daklozen leefde”, zegt Gerard. “Bij aflevering drie dacht ik ineens: maar die ogen, dat is Willy. Mijn kozijn. Ik was hem al een tijdje kwijt, maar daar was hij. Dakloos, in De Plataan, een dienst voor begeleid wonen van het CAW in Antwerpen.” Ze waren elkaar uit het oog verloren. Voor zijn pensioen was Gerard jarenlang medewerker van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Willy stond aan de andere kant van het systeem, op straat. “Mijn eerste reflex was: ik ga hem opzoeken. Ik moet hem zien. Toen bleek dat hij intussen was opgenomen in het Sint-Vincentiusziekenhuis. Terminale keelkanker. De nacht van zondag op maandag is hij gestorven, na bijna twintig jaar op straat.”
Gekwelde jeugd
En dat is triest, zegt Gerard. “Willy was zo’n dakloze van wie mensen graag denken dat hij ervoor kiest. Een figuur met een lange baard, die zijn lot draagt: zo zien de mensen een landloper het liefst. Terwijl dakloosheid een eindstadium is. Het gevolg van een hele reeks gebeurtenissen, van persoonlijke, geestelijke en fysieke ontreddering. Er bestaat niet zoiets als ‘voor de straat kiezen’. Ik heb het zelf gezien.” Het was Gerards ouderlijk huis dat veertig jaar geleden moest dienen als eerste opvangnet voor Willy. Toen al geconfronteerd met
armoede, huiselijk geweld en drankmisbruik. Toen al een beetje thuisloos. “Het is heel moeilijk om kansen aan te grijpen als je thuis nooit het goede voorbeeld kreeg. Hij beleefde toen al dakloosheid, ik keek ernaar. Een kwestie van geluk.” Geluk dat uitbleef voor Willy, ook na zijn gekwelde jeugd. Dus werd hij maar ‘ Wil’. De man met de baard die, als het mooi weer was, altijd buiten sliep. Die om de haverklap een ‘hey’ kreeg. Van de mannen met een beenfractuur die hij de trap op hielp, het oude vrouwtje voor wie hij boodschappen deed, zijn huisgenoten van de straat. Koppig was hij wel. Jarenlang met geen stokken in opvangcentrum De Plataan te krijgen, want zijn jack russell Spike en hij, zij waren vrije zielen. Zij hadden hun groene Groenplaats en daar hadden ze genoeg aan. Tot de sneeuw een meter hoog lag in hun living, en niet in die van De Plataan.
Pintjes in plaats van chemo
Hij pakte het ook allemaal niet zo super aan. De eerste drie dagen nadat hij zijn maandelijkse uitkering kreeg, was het leven een feest. De volgende drie weken was het bedelen. Ook toen hij te horen kreeg dat hij nog maar twee opties had – een bed op palliatieve zorg of zware chemo met een klein kansje op overleving – koos hij ten slotte voor de optie waarbij hij nog pintjes kon drinken. Waarop zijn ziekenhuiskamer voortdurend volstond met bezoek dat nog een laatste keer ‘hey’ wou zeggen. “Ik heb Willy echt graag gezien”, zegt Isabelle, jarenlang zijn begeleidster in De Plataan. “Maar het klopt dat alles eigenlijk is begonnen in zijn kindertijd. Met een agressieve vader is Willy niet veilig opgegroeid. En dan riskeer je generatiearmoede. Iets wat mensen gewoon niet begrijpen. Als wij samen over straat liepen, voelde ik de blikken. Daklozen worden niet gestimuleerd in hun sterktes, maar op hun zwaktes gewezen. Net zoals bij Willy: tot over zijn oren in de schulden. Allemaal GAS-boetes, door op straat pintjes te drinken of te bedelen.” Willy krijgt een OCMW-begrafenis. Een kwartiertje misschien, met een paar tekstjes die worden voorgelezen. “Ach, Willy is altijd blijven doorgaan”, zegt Gerard. “Hij heeft het niet laten hangen. Als thuisloze mens heeft hij zich altijd opmerkelijk gehandhaafd. Willy heeft geen gemakkelijk leven gehad. Het enige wat we wel kunnen zeggen: hij heeft er het beste van gemaakt.”