Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Verhuizen
Freelancejournaliste Janine Meijer woont met Victor (9) en C ecilia (5) in een groot huis in Wilrijk. Sinds juni 2016 huurt Abdul Rachman Hotak, een 19jarige jongen die de oorlog in Afghanistan ontvluchtte, twee kamers op de benedenverdieping. Omdat deze
Het is zondagavond en ik zit de was op te vouwen. De kinderen liggen boven te slapen. Abdul klopt zacht op de deur. Snel moffel ik mijn ondergoed onder een stapel handdoeken. We wonen nu al geruime tijd in hetzelfde huis en delen de wasmachine. Het zal echt niet de eerste keer zijn dat hij een bh of een slipje van mij ziet. Om zijn eigen was in de machine te kunnen stoppen, heeft hij zeker al meerdere keren de mijne eruit moeten halen. Maar om mijn lingerie nu voor zijn neus uit te stallen, gaat me toch wat ver. Zwijgend reikt Abdul me een kop thee aan en ploft hij naast me op de zetel. Er is iets met hem, bedenk ik. Hij is stiller en meer teruggetrokken dan eerst. En hij is weer een paar weken nauwelijks thuis geweest. Ieder in onze eigen gedachten verzonken, kijken we naar het televisieprogramma. Na twee wasmanden heb ik genoeg moed verzameld en vraag het hem op de man af. “Abdul, is er misschien iets aan de hand?” Eerst draait hij vakkundig om de pot. Hij moet veel en laat werken in het restaurant en dat maakt hem erg moe. Het Nederlands leren, gaat niet vanzelf. Spreken lukt nog wel, maar dat schrijven is echt verschrikkelijk. Hoe krijgt hij dat ooit onder de knie? Maar ik ken hem ondertussen goed genoeg om te weten dat er meer speelt. Ik doe een tweede poging. “Abdul, ben je nog gelukkig bij ons?” Ik zie hem onrustig worden. Hij gaat verzitten en strijkt met een hand door zijn haar. Hij is nog erg gelukkig bij ons. Wij zijn als een familie voor hem. Hij is blij met zijn kamer en met de groene tuin. Met de kinderen die hem altijd enthousiast begroeten en met mijn hulp bij het ontcijferen van al de brieven die hij krijgt van overheidsinstanties. Maar… en dan aarzelt Abdul even. Hij mist zijn vrienden in de stad. Nog steeds doet hij nauwelijks een oog dicht alleen in zijn kamer. In Afghanistan heeft hij nooit geleerd om alleen in een ruimte te slapen. Zijn broers en zussen lagen altijd vlak bij hem.
Ik weet dat hij het zelf nooit over zijn lippen krijgt. Dus daarom zeg ik het maar. “Wil je gaan samenwonen met je vrienden in de stad?” Abdul knikt, maar durft me niet aan te kijken. Net op dat moment klinkt er een hard gehuil uit de slaapkamer van mijn dochter. Ik ren naar boven. Cecilia zit rechtop in bed en kijkt verward om zich heen. Weer een nachtmerrie. Ik draag mijn dochter naar beneden en zet haar tussen Abdul en mij in. Abdul die weet van de nare dromen die Cecilia vaak heeft, wrijft zachtjes over haar rug. “Ik begrijp het”, zeg ik terwijl ik een slok thee neem en de ogen van Abdul zoek. “We gaan je helpen met verhuizen. En dit blijft je thuis. Ook als je hier straks niet meer woont.”