Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Nu ik het v ak eindelijk onder de knie heb, moet ik met pensioen. Belachelijk!”
Homo Universalis, man van vele markten: Kurt Van Eeghem (64) wil nog lang niet met pensioen
H et is nauwelijks te geloven, maar hij moet dus met pensioen. De grote Kurt Van Eeghem (64). Expresentator van De Drie
Wijzen, maar nog heel erg aanwezig op de klassieke muziekzender Klara. Een zeldzaam stukje BV, want op handen gedragen door zowel de hoge als de lage cultuur. “Met pensioen, moi? Niets van. Absurd! Dat is een aanslag!” En oh ja, hij heeft een schitterend boek uit:
Schone Kunsten. Een ode aan de verbeelding en de verwondering, schaars goed in tijden van overprikkeling.
Kent u zo’n paardenbloem die zich tussen de stoepstenen wringt? Zo eentje die tussen al het beton toch maar knalgeel staat te bloeien? Zo is Kurt Van Eeghem. De man kan er niets aan doen dat hij zo graag en vrolijk leeft. Bijna 65, maar zijn ogen blinken als die van een 7-jarige die net de snoeppot heeft veroverd. Een gentleman, ook. “Ik bak een ei met mijn kostuumvest aan”, lacht hij. “Hoewel je nooit gentlemen moet geloven. Dat zei mijn moeder altijd. ‘Achter hun voornaam voorkomen zit ook maar een gewoon mens die naar het toilet moet.’” Eerlijk is hij wel. “Ja, ik heb naar de nieuwe Drie Wijzen gekeken. Jammer dat ze zo veel knippen in de montage. Maar ach, die jongens doen hun best.”
U moet met pensioen. Zo. Het mes zit nog wat dieper in de wonde. Kurt Van Eeghem: Dankjewel. Daar heb ik totaal geen zin in. Ik ga blijven werken. Ik kan niet anders. Ik wil niet op mijn luie reet wachten tot de dag weer over is. Ik ben in goede gezondheid en draai desnoods nog drie pirouettes. Moet ik dat even doen?
Nee, ik geloof u. Soms draai ik in de living een pirouette. Dan zegt mijn man dat ik zot ben. Nee serieus, ik vertel graag. Schrijf graag. Presenteer graag. Ik wil iets zinnigs doen. Ik heb ook eindelijk het vak onder de knie en dan stopt het. Dat is belachelijk.
U bent een van de weinigen die de pensioenleeftijd niet hoog vinden.
65 is zo’n arbitrair getal. Zo’n onzin. Omdat ik in 1952 geboren ben, gebeurt er iets waar ik totaal geen zin in heb. Ik weet dat de leeftijdsgrens voor anderen te hoog ligt. Mensen die lichamelijke arbeid verrichten. Mensen die hun hele leven alleen maar naar hun scherm hebben zitten kijken of een leraar die het helemaal heeft gehad. Maar voor mij is het pensioen een aanslag.
U maakt plaats voor iemand b anders.
Bij Klara is dat niet zo. Daar wordt niemand vervangen. Men vraagt meer aandacht voor kunst en cultuur, maar in tien jaar tijd is het aantal jobs gehalveerd. Een schande, want Klara is een teer plantje. Een heel belangrijke zender.
Waar weinig mensen naar luisteren. We hebben meer luisteraars dan MNM. Met alle respect voor die zender, maar mensen lúísteren naar Klara, MNM staat óp. Het vult. Het is behang. Welk liedje wilt u horen? Dat liedje? Och, dat hebben we niet. Maar we draaien een ander liedje dat u ook graag zult horen. Daaag.
Klara is fijn als je even zachtheid wil. Ik ontdekte de zender toen ik liefdesverdriet had. Ik wilde geen geschreeuw of gekakel. Het is de troost. De troost van het nutteloze. En dat is net zo mooi. Het is heel opvallend. Mensen die in een periode van grote spanning zitten, rouw bijvoorbeeld, of ziekte of conflicten, grijpen terug naar kunst. Een gedicht. Muziek. Een beeld. Het onzegbare. Maar ook in de dagelijkse stress kan kunst je redden. Als je in de file staat en Klara opzet, dan vergeet je die file. Dan dwalen je gedachten af en is er weer ruimte in je hoofd.
Weet u wat zo fijn is? Dat u ook lacht met het soms pompeuze gedoe van het kunstwereldje waar u zelf deel van uit maakt. Je hebt de zogenaamde artyfarty medemens. Hij die ongelooflijk graag de liefde voor de kunst etaleert door onder meer een vreemde haarsnit, rare bril en een excentriciteit die ik soms wel grappig vind, maar die vooral over the top is. Clownesk bijna. Dan praten ze met elkaar vanuit een soort dedain, neerkijkend op zij die niet met kunst bezig zijn. “Hoor ons eens bezig, je kunt maar beter opletten, het is heel belangwekkend wat wij te zeggen hebben.” In een andere categorie kunstconsumenten zitten dan weer zij die de zogeheten authenticiteit nastreven. Die in schabouwelijke omstandigheden leven, met lange haren en veel drank ‘echt’ zitten te wezen. Dan hoor je vaak: “Ja maar, dat is echt. Dat is puur.” Dan denk ik soms: als je niet oppast, loop je met je hoofd tegen de deur en ga je ook voelen hoe echt die is. En dan heb je natuurlijk nog de wannabe’s. De jongens die veel geld en een grote auto hebben. Die naar concerten gaan en bij wijze van spreken na afloop tegen de kunstenaar gaan zeggen hoe het moet, terwijl ze er geen kloten verstand van hebben.
U schrijft dan een heel dik boek over de schone kunsten, maar u zegt dat het mooiste schilderij van een jongen van 12 komt. Een jongen van 12 met het syndroom van Down. Ik heb dat schilderijtje gekocht op een veiling voor het goede doel. Ik was veilingmeester. Niemand wilde het hebben. Ik riep nog: “Jullie zijn allemaal gek, dit is het mooiste wat er is.” Ik heb het dan maar zelf gekocht. Het heet Kleurige Vrouwen, maar er worden drie vrouwen afgebeeld die helemaal in het zwart zijn. De verbeelding, daar draait het om. Hij zag kleurige vrouwen. Die verbeelding, die verwondering heb ik geleerd van mijn moeder. Verhalen vertellen ook. We hadden een lelijke tuin, dus keken we maar naar boven. De lucht is altijd mooi. Dan zaten we in Zeebrugge urenlang buiten, naar de meeuwen te kijken. Dan vertelde mijn moeder. Zag je er drie wat achterop vliegen, dan zei ze dat die aan het roddelen waren. En die andere meeuw die wat raar fladderde, was zeker dronken. Bij alle dieren verzonnen we verhalen. Noem mij ouderwets, maar de dood van de fantasie is de televisie. De beeldcultuur die nu aan de kinderen wordt aange-
boden, is doodjammer. Met alle respect voor Studio 100, maar je verknoeit ze in een mum van tijd.
Televisie is wel handig om een kind even rustig te houden na een werkdag. Met grote ogen kijken ze wat er op dat scherm gebeurt, zijn ze zo stil als wat en ben je niet gestoord. Ik begrijp dat. Jij zit hier nu ook met mij in Antwerpen, al je aandacht aan mij te schenken. Straks sta je in de file, kom je thuis, vraagt je kind alle aandacht, moet je koken en wil je ook even bekomen. Logisch dat je dat kind voor de televisie zet. En toch zijn een doos met kleurpotloden en een groot blad papier zo veel beter.
U wenst ook iedereen leraars toe die u gehad heeft. In Van Dale, editie 1992, wordt het woord humaniora omschreven als ‘studies die iemand tot mens vormen’. In de recentste editie van ons Groot Woordenboek lees ik iets heel anders: ‘de studie van de klassieke talen en letterkunde’. Zonde. Je moet een kind opleiden tot een mens die iets kent, niet tot een robot die iets kan. Het moet leren denken, leren omgaan met de wereld, het moet weten waar het vandaan komt. De zachte vakken staan onder druk. Het vak geschiedenis is een aandachtspunt geworden. Staat niet eens meer ingeschreven in de eindtermen van het basisonderwijs. Zonder historisch besef gaan kinderen zelf een eigen geschiedenis verzinnen. Kijk maar naar die zelfmoordterroristen. Ze hebben geen geschiedenis, alleen eentje van drugs en gevangenis. Dan lezen ze op het internet drie zinnen uit de Koran, zonder context en laten ze de boel ontploffen omdat ze denken dat ze 77 maagden zullen hebben. Dat is extreem gesteld. Je moet het niet zo ver zoeken. Het is soms zo’n zonde dat mensen niet verder kijken dan wat ze weten. Ik pleit voor minder oogkleppen bij iedereen. Sta stil bij kunst. Welke kunst dan ook. Kunst stelt de juiste vragen. Je kunt er niet van eten, het is geen dak boven je hoofd en je kunt er niet in wokken, maar het brengt je in vervoering.
Ook de bakker vindt u cultuur. Bakkers worden zeldzaam. We slaan massaal de chemie van de grootwarenhuizen in en denken dat het brood is. Het is zoeken naar authentiek, artisanaal brood. Als mijn man brood bakt op een vrije dag, dan is dat een genoegen. Die geur. Het kneden, het laten rijzen, het in de oven laten korsten en daarna ... feest.
U bent al twintig jaar samen met die bakkende man, die ook nog eens twintig jaar jonger is. Hij houdt mij jong. Hoe wij het volhouden? Liefde is zorgen voor elkaar. En zorgzaamheid zit soms in heel eenvoudige dingen. Zoals brood bakken. Ik las net een ontroerend verhaal in de krant van een meisje dat twee jaar aan het ziekbed van haar liefje heeft gestaan. Hij kon niets meer zeggen, enkel met de ogen knipperen. Telkens als hij haar zag, verhelderde de blik in zijn ogen. Dat is zorgzaamheid. Ik vind dat de overheid daar trouwens fel tekort in schiet. Kijk naar al die zorgtehuizen en bejaardencentra. Die komen nu in handen van de privé. De privé heeft aandeelhouders en wil zo veel mogelijk winst maken. Winstbejag en zorg zijn voor mij een onmogelijke combinatie. Zorgbedrijven moeten niet op de kap van oude mensen winst maken. Daar ben ik heel erg tegen.
De dood, bent u er bang voor? Neen. Omdat ik al flink heb geleefd. Zo veel heb genoten. Ik weet dat de tijd die nu komt, niet de beste jaren van mijn leven zullen zijn. De aftakeling komt er zonder meer aan. Maar ik had net voor ik u ontmoette een gesprek met een 81-jarige man. Hij neemt nog geregeld het vliegtuig en praat vol vuur en enthousiasme over het leven. Zo wil ik ook zijn. Maar als dat niet meer kan, wordt het treuriger. Aftakeling wordt zeer moeilijk voor een man als ik die zo levendig in het leven heeft gestaan. Als ik niet meer wil, dan wil ik niet meer. Mijn vader was 53 toen hij stierf. Volledig uitgeteerd. Darmkanker. In die tijd, eind jaren zeventig, experimenteerde men met patiënten. Hij werd gebruikt als proefkonijn. Ze zagen hem niet meer als een mens, maar als een case. Zijn leven moest worden gerekt zolang de professoren er nog wat mee konden aanvangen. Mijn moeder riep letterlijk in de gang van het ziekenhuis: “Laat die man toch gaan!” Maar euthanasie was taboe. Schandalig. Mijn moeder werd 86, zij is gestorven aan dementie.
Een lelijke ziekte. Een sluipmoordenaar. Dementie is het ergste wat er bestaat. Ik wil het niet meemaken. Ik wil dat absoluut voor zijn. Die laatste stap, van het niet meer herkennen naar het plant zijn, is verschrikkelijk. Je ademt nog, maar bent totaal ontgeest. Hoe mijn moeder de laatste weken heeft afgezien vooraleer ze werkelijk in die laatste fase kwam, kun je nauwelijks onder woorden brengen. Je zag haar zoeken. Naar zichzelf. Wie ben ik, waar ben ik en hoe ben ik. Met haar laatste stukje geest en haar laatste stukje dadendrang zag je die soort dierlijke reflex om toch nog weer mens te willen worden. Maar dat lukte niet meer.
En u moest lijdzaam toekijken.
Dat ik huil, dat ik pijn heb, tot daaraan toe. Maar wat zij moet hebben meegemaakt, is veel erger. En als er dan eindelijk niets meer overblijft, wat kun je dan doen? Huilen, ja. Haar vastpakken, haar op je schoot zetten zoals zij mij als baby op haar schoot heeft genomen. Ze heeft me ook nog het langst herkend. Met dank aan De Drie Wijzen en Klara. De Drie Wijzen werd toen continu in de namiddag heruitgezonden. Ze zag me dagelijks op tv en ze hoorde me ook op Klara. Ik ben ooit met haar naar La Bohème van Puccini geweest. Ze installeerde haar tengere lichaampje op het eerste balkon. Al kon ze haar kinderen al een tijdje niet meer uit elkaar houden en wist ze amper nog waar ze woonde, ze zong onmiddellijk mee toen Rodolfo zijn beroemde aria op gang trok. Haar verschrompelde hersenen capteerden met veel plezier de onvergetelijke melodie. Ik keek rond me, zag alleen wat leeftijdgenoten van mama en dacht: zing maar, zing maar.
U kent zo ontzettend veel van klassieke muziek. Het lijkt me onmogelijk om te kiezen welke muziek er op uw begrafenis moet worden gespeeld. Als je dood bent, groeit er gras op je buik. Afscheid nemen, dat moet je vóór de dood doen. En als ik dan toch moet kiezen, laat het dan Schubert zijn. Hoewel de man naar verluidt niet zo best rook. Hij was niet vies van een glas en feestte graag. Alleen in de liefde ging het mis: slechts één keer deelde hij het bed met een vrouw. Een prostituee dan nog. Hij hield er een dodelijke ziekte aan over. Ik heb zo veel over hem gelezen, zo veel naar zijn muziek geluisterd en er is geen man uit de muziekgeschiedenis die ik meer bewonder. Laat hem mij maar uitzwaaien.